Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-06-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1746

Zaaknummer

11-002A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Verwijt is dat verweerder niet is ingegaan op de uitnodiging van klager om te verifiëren of aan een veroordeling van de voorzieningenrechter was voldaan, terwijl daarmee een executiegeschil had kunnen worden voorkomen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 21 juni 2011

in de zaak 11-002A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 januari 2011 binnengekomen klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

v e r w e er d e r 

1.         Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 7 januari 2011, door de raad ontvangen op 10 januari 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is ter zitting van de raad van 18 april 2011 behandeld in aanwezigheid van klager en in afwezigheid van verweerder (en diens gemachtigde). Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10 met bijlagen zoals vermeld in de in die brief opgenomen inventarislijst.

2.   De klacht

2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij niet op de uitnodiging van klager heeft willen ingaan om te verifiëren of aan een veroordeling van de voorzieningenrechter was voldaan, terwijl daarmee een executiegeschil had kunnen worden voorkomen.

3.   Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerder staat de buurman van klager bij in het tussen hen bestaande geschil over het dakterras en de ramen van klager. Bij vonnis van 24 februari 2010 heeft de rechtbank Amsterdam, zakelijk weergegeven, beslist dat klager op straffe van dwangsommen een dakterras diende te verwijderen, dan wel diende terug te brengen tot minimaal twee meter van de grenslijn met de buurman, en dat hij de ramen in de muren grenzend aan het perceel met de buurman binnen twee meter van de grenslijn diende vast te zetten en van matglas diende te voorzien.

3.3 Een deurwaarder heeft op 23 juni 2010 op instructie van verweerder een proces-verbaal van constatering opgemaakt, waarin hij constateerde dat op die datum niet was voldaan aan de in het vorige nummer genoemde veroordelingen. De deurwaarder heeft vervolgens namens de buurman op 26 augustus 2010 klager aangezegd dat de dwangsommen verbeurd waren. Op verzoek van klager is op 13 september 2010 een bouwkundig rapport opgesteld, waaruit volgens klager blijkt dat hij wel aan het vonnis had voldaan.

3.4 Op 3 en 17 september 2010 heeft verweerder namens de buurman executoriale beslagen ten laste van klager laten leggen. Klager heeft verweerder op 23 september 2010 gemeld dat het proces-verbaal van constatering van de deurwaarder feitelijk onjuist was en hem gevraagd of hij dan wel de deurwaarder wilde langskomen om dat zelf vast te stellen. Verweerder is niet ingegaan op die uitnodiging van klager .

3.5 Klager heeft daarop een executiegeschil aanhangig gemaakt. Dit geschil is beslist bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 26 oktober 2010, waarin het klager onder meer is verboden om executiemaatregelen te nemen. In r.o. 4.3 van dit vonnis wordt onder meer het volgende overwogen:

"Hoewel op grond van het voorgaande aannemelijk is geworden dat eisers [waaronder klager, RvD] niet tijdig geheel aan het vonnis hebben voldaan, is het gezien voornoemde gang van zaken niet geheel aan eisers te wijten dat zij dwangsommen hebben verbeurd."

3.6 Vervolgens heeft verweerder namens de buurman een bodemprocedure geïnitieerd waarin van klager betaling van verbeurde dwangsommen wordt gevorderd.

4.    Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. In dergelijke gevallen is de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf van toepassing, inhoudende dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (i) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (ii) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (i) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2 Indien het handelen van verweerder aan de hiervoor beschreven maatstaf wordt getoetst, komt de raad tot het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt treft.

4.3 Verweerder heeft toegelicht dat klagers buurman desgevraagd heeft betwist dat klager het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2010 volledig was nagekomen. Niet gesteld noch gebleken is dat er sprake is van omstandigheden die meebrengen dat verweerder niet zou mogen afgaan op de juistheid van de mededeling zoals gedaan door zijn cliënt. Daar zouden in dit geval overigens zwaarwegende omstandigheden voor nodig zijn, nu de mededeling van de cliënt werd bevestigd door een proces-verbaal van constatering van de deurwaarder. Een advocaat mag in beginsel ook afgaan op de juistheid van een in zijn opdracht opgesteld proces-verbaal van constatering. Overigens is ook niet gebleken dat het proces-verbaal onjuist is. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft in zijn vonnis van 26 oktober 2010 juist vastgesteld dat het aannemelijk is geworden dat klager niet tijdig geheel aan het vonnis heeft voldaan, terwijl uit het in nummer 3.3 genoemde bouwkundig rapport ook niet blijkt dat klager tijdig aan het vonnis heeft voldaan.

4.4 Gelet op het voorgaande, komt de raad tot het oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet op de uitnodiging van klager in te gaan om te verifiëren of aan het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2010 was voldaan. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. L.D.H. Hamer, mr. R.P.F. van der Mark, mr. B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. D.K. Baas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juni 2011.

 

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 21 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager;

- verweerder;

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam; en

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager;

- verweerder;

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam; en

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep

zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van

de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 46 07.