Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-10-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2135

Zaaknummer

R. 3599/11.01

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een voormalig client van hem of diens kantoor bij te staan. Uitleg van gedragsregel 7 lid 4 en lid 5.

Inhoudsindicatie

Het klachtonderdeel dat verweerder zich zonder toestemming gevraagd te hebben aan de wederpartij zich gewend heeft tot de rechtbank, terwijl de zaak voor het wijzen van het vonnis stond, wordt eveneens tuchtrechtelijk verwijtbaar geoordeeld.

Inhoudsindicatie

De klacht is voor het overige ongegrond.

Inhoudsindicatie

Maatregel: enkele waarschuwing.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 1 september 2010 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Bij brief van 1 oktober 2010 zijn aanvullende klachten ingediend tegen verweerder. De klacht is behandeld door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is bij de Raad op 29 december 2010 binnengekomen.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 22 augustus 2011 waarbij verweerder, alsmede klaagster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, zijn verschenen.

 

FEITEN

2.1 Verweerder heeft klaagster tot medio 2009 als advocaat bijgestaan in diverse procedures. Verweerder heeft in dat kader veelvuldig contact gehad met de voormalige directeur van klaagster, de heer D..

2.2 Tussen klaagster en de heer D. is een geschil gerezen over onder meer de wijze waarop de directeur zich in een geschil met onderneming P. heeft opgesteld.

2.3 De heer D. is op of omstreeks 12 juni 2009 op non-actief gesteld. Op verzoek van klaagster is de arbeidsovereenkomst met hem ontbonden met ingang van 16 november 2009.

2.4 Na ontbinding van de arbeidsovereenkomst is er een aantal geschillen ontstaan tussen klaagster en de voormalige directeur.

2.5 Verweerder heeft de heer D. in diverse procedures bijgestaan als advocaat en is daarbij opgetreden tegen klaagster.

2.6 Bij faxbrief van 14 april 2010 heeft verweerder de gemachtigde van klaagster naar aanleiding van een verzoek aan de cliënt van verweerder van de Amerikaanse advocaat van de onderneming P. om een getuigenverklaring af te leggen onder meer geschreven :

“(….)

Met inachtneming van deze e-mail is het wellicht verstandig om op zeer korte termijn in overleg te treden over onder meer een gezamenlijke strategie tegen P. (redactie) Indien uw cliënte daartoe bereid is verneem ik dat graag uiterlijk morgen van u. Indien ik alsdan niets van u heb vernomen, ga ik er van uit dat uw cliënte niet tot overleg bereid is en zal de heer D. (redactie) zijn eigen strategie moeten bepalen.

(….)”.

2.7 Verweerder en de gemachtigde van klaagster hebben naar aanleiding van het faxbericht van 14 april 2010 een telefonisch onderhoud gevoerd. Er is geen overeenstemming bereikt.

2.8 De heer D. is met verweerder naar de Verenigde Staten afgereisd om op verzoek van onderneming P. een getuigenverklaring af te leggen.

2.9 Bij brief van 27 september 2010 heeft verweerder de Rechtbank Zutphen een kopie van een vonnis van de kantonrechter van dezelfde rechtbank, gewezen in een geschil tussen klaagster en een derde, toegestuurd zonder overleg met de gemachtigde van klaagster, terwijl de zaak in staat van wijzen was.

 

KLACHT

3 Klaagster verwijt verweerder dat:

a. het verweerder op grond van gedragsregel 7 lid 4 niet vrij stond om in

 diverse procedures op te treden tegen klaagster;

b. hij heeft gemarchandeerd over het afleggen van een getuigenverklaring  door zijn cliënt, de heer D. in een procedure tussen de Amerikaanse

 dochteronderneming van klaagster en onderneming P. aangezien ver weerder een voorwaarde heeft verbonden aan het afleggen van een ver klaring, te weten dat klaagster alle lopende procedures tegen de heer D.  zou intrekken.

c. hij in strijd met gedragsregel 15 lid 2 zonder klaagster om toestemming

 gevraagd te hebben in een procedure die voor vonnis stond, stukken in het  geding heeft gebracht.

 

VERWEER

4.1 Verweerder erkent dat hij tot medio 2009 als advocaat is opgetreden voor klaagster, alsmede dat hij binnen de onderneming contact heeft gehad met de toenmalige directeur, de heer D. en dat de heer D. hem opdrachten verstrekte en hem voorzag van informatie.

4.2 Ad klachtonderdeel a.

Verweerder heeft de heer D. niet bijgestaan in de procedure betreffende de ontbinding van diens arbeidsovereenkomst. Verweerder heeft de heer D. weliswaar bijgestaan in procedures tegen klaagster, doch het betreft nieuwe kwesties tussen klaagster en de heer D. Het staat hem dan ook vrij om voor D. op te treden. Verweerder beschikt niet over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook, afkomstig van klaagster of over zaaksgebonden informatie of informatie die klaagster betreft, die van belang kan zijn in de zaken tussen de heer D. en klaagster.

4.3 Verweerder heeft nimmer opgetreden voor klaagster in het geschil tussen de Amerikaanse dochteronderneming van klaagster en onderneming P.

Ad klachtonderdeel b.

4.4 Verweerder erkent dat hij de heer D. heeft bijgestaan in Amerika bij het afleggen van een verklaring en dat hij voordien contact heeft opgenomen met klaagster om te bezien of een gezamenlijke strategie kon worden uitgezet. Verweerder heeft klaagster slechts voorgesteld hetgeen de heer D. wenst, namelijk het intrekken van alle procedures. Het voorstel dat verweerder op verzoek van de heer D. aan klaagster heeft gedaan, geldt derhalve niet als een voorstel van verweerder zelf.

Ad klachtonderdeel c.

4.5 Verweerder erkent dat hij zonder overleg met en toestemming van klaagster stukken in het geding heeft gebracht bij de Rechtbank Zutphen, terwijl de zaak voor vonnis stond. Het was verweerder toegestaan om een afschrift van het door de sector kanton van de Rechtbank Zutphen gewezen vonnis over te leggen bij de Rechtbank Zutphen. Het vonnis mag namelijk bekend verondersteld worden bij de rechtbank en is bovendien een in het openbaar uitgesproken vonnis. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak van het Hof van Discipline d.d. 14 juni 1993, nummer 1766.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Ad klachtonderdeel a.

Het is een advocaat niet toegestaan om tegen een voormalige cliënt van hem op te treden (gedragsregel 7 lid 4).

Van deze regel kan ingevolge gedragsregel 7 lid 5 slechts worden afgeweken indien cumulatief voldaan is aan de navolgende drie voorwaarden:

a. de aan de advocaat toevertrouwde of toe te vertrouwen belangen betreffen  niet dezelfde kwestie ten aanzien waarvan de voormalige cliënt werd of  wordt bijgestaan en houden ook geen verband met die kwestie en een  daar op vooruitlopende ontwikkeling is ook niet aannemelijk én

b. de advocaat of een kantoorgenoot van hem beschikt niet over vertrouwe-

 lijke informatie van welke aard ook afkomstig van zijn voormalige cliënt,  dan wel zaaksgebonden informatie of informatie de persoon dan wel het  bedrijf van de voormalige cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de  zaak tegen de voormalige cliënt én

c.  ook overigens is niet van redelijke bezwaren gebleken aan de zijde van de  voormalige cliënt.

Indien niet cumulatief voldaan wordt aan deze drie voorwaarden kan de advocaat ingevolge regel 7 lid 6 desalniettemin afwijken van het bepaalde in regel 7 lid 4 indien deze cliënt op grond van de aan hem verstrekte behoorlijke informatie vooraf instemt met een optreden van de advocaat tegen deze cliënt.

5.2 Verweerder heeft erkend dat hij klaagster een aantal jaren in diverse procedures als advocaat heeft bijgestaan en dat hij daarbij veelvuldig contact heeft gehad met de heer D., die hij thans bijstaat in procedures tegen klaagster.

5.3 Verweerder heeft voorts gesteld dat hij veelvuldig contact heeft gehad met de voormalige directeur van klaagster, thans zijn cliënt, welke cliënt 26 jaar lang als directeur werkzaam is geweest bij klaagster en volledig op de hoogte was van alle ins en outs van de onderneming.

5.4 Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij voor onder meer informatie over technische kwesties in de door hem tegen klaagster gevoerde procedures afhankelijk is van de door zijn cliënt te verstrekken informatie en diens kennis.

5.5 Het vorenstaande in aanmerking nemende oordeelt de Raad dat verweerder niet heeft aangetoond dat hij niet beschikt over genoemde vertrouwelijke informatie, terwijl de advocaat in het geval er twijfel is over de vraag of er sprake is van vertrouwelijke informatie van het optreden in kwestie dient af te zien. Voorts is niet komen vast te staan dat de door verweerder tegen klaagster gevoerde procedures niet dezelfde kwesties betreffen als ten aanzien waarvan verweerder klaagster eerder als advocaat heeft bijgestaan, terwijl genoegzaam vaststaat dat er sprake is van redelijke bezwaren van de zijde van klaagster.

5.6 Nu niet voldaan is aan de drie onder 5.1, cumulatief, genoemde voorwaarden, staat het verweerder enkel vrij om tegen klaagster op te treden indien klaagster vooraf met een dergelijk optreden van verweerder heeft ingestemd en hieromtrent behoorlijk is geïnformeerd door verweerder. Dat hiervan sprake is is gesteld, noch gebleken.

5.7 Verweerder heeft ook een beroep gedaan op rechtsverwerking, stellende dat klaagster in eerder door verweerder tegen haar gevoerde procedures geen bezwaar heeft gemaakt tegen dit optreden van verweerder.

5.8 Ook dit verweer kan verweerder niet baten. Het is aan de advocaat zelf om zich rekenschap te geven dat eventueel ook in de toekomst een conflicterend belang kan ontstaan met als consequentie dat de verlangde bijstand niet door de advocaat kan worden verleend, dan wel dat de advocaat zich uit de zaak terugtrekt.

5.9 Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel a. gegrond.

5.10 Ad klachtonderdeel b.

Een advocaat is dominus litis in een zaak en dient derhalve zelf,  rekening houdend met het voor hem geldende tuchtrecht, te beoordelen of de wijze waarop een cliënt vraagt hem op te treden tuchtrechtelijk verwijtbaar kan zijn.

5.11 De Raad acht het citaat uit de brief van 14 april 2010 van verweerder aan de gemachtigde van klaagster niet onoorbaar. Het stond verweerder vrij om een dergelijk verzoek aan de gemachtigde van klaagster te doen. De door verweerder gegeven telefonische toelichting op zijn verzoek aan klaagster, acht de Raad evenmin klachtwaardig.

5.12 Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.13 Ad klachtonderdeel c.

Het is een advocaat niet geoorloofd om zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden indien een zaak voor vonnis staat.

5.14 Vast staat dat verweerder klaagster niet verzocht heeft om toestemming om nadere stukken in het geding te brengen. Gesteld noch gebleken is dat hier zich een afwijking voordoet die zou kunnen leiden tot een inbreuk op het hiervoor genoemde uitgangspunt. De door verweerder genoemde beslissing van het Hof van Discipline ziet op de situatie dat, anders dan in casu, de rechter één van de partijen verzocht had om, terwijl de zaak voor vonnis werd geplaatst, nadere stukken in het geding te brengen.

5.15 Het verweer dat er sprake was van twee gelijkluidende procedures met een zelfde grondslag aanhangig bij dezelfde rechtbank en dat het toegestuurde vonnis openbaar is, maakt het voorgaande niet anders.

5.16 Het klachtonderdeel is gegrond.

 

MAATREGEL

6.1 Gelet op de gegrond bevonden klachtonderdelen acht de Raad na te vermelden maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klachtonderdelen a. en c. gegrond;

 verklaart klachtonderdeel b. ongegrond;

 legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. L.P.M. Eenens, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. P.C.M. van Schijndel, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, griffier, en uitgesproken door mr. Veling voornoemd, ter openbare zitting van 3 oktober 2011.

 

griffier        voorzitter