Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-10-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2052

Zaaknummer

11-077A

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerster hem onjuist te hebben geïnformeerd over de mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand. Klacht gegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 25 oktober 2011

in de zaak 11-077A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 11 maart 2011 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 10 maart 2011, bij de raad binnengekomen op 11 maart 2011, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 15 augustus 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 9 in de bij die brief gevoegde inventarislijst alsmede van de brief met bijlage van verweerster van 8 augustus 2011.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

  

  a) klager onjuist heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van gefinancierde

   rechtsbijstand;

 b) onduidelijke afspraken heeft gemaakt over de financiële afwikkeling en de

   afspraken, zoals klager die had begrepen, heeft geschonden.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Bij brief van 13 juni 2008 heeft verweerster de opdracht aan klager bevestigd. In die brief schrijft verweerster onder meer:

“Langs deze weg nog even de bevestiging van onze afspraken. Jij hebt mij opdracht gegeven jou bij te staan in de echtscheiding tegen mevrouw [X]. Het betreft een echtscheiding en scheiding en deling van de gemeenschappelijke boedel aangezien jullie in gemeenschap van goederen zijn gehuwd.

Mijn uurtarief is € 1.850,-- [bedoeld is € 185,--] ex BTW voor honorarium, exclusief kosten voor deurwaarder, griffierecht, leges etc. Mijn voorschot nota voor 10 uur honorarium voeg ik bij deze brief.”

3.2 Bij e-mail van 23 maart 2009 aan klager schrijft verweerster onder meer:

“Verder wil ik je erop wijzen dat ik inmiddels al 24.5 uur aan jouw zaak heb besteed! Het voorschot wat jij hebt betaald was voor 10 uur. Het spreekt voor zich dat je een nieuwe voorschot nota van mij ontvangt, om de achterstand niet te veel te laten op lopen.”

3.3 In november 2009 heeft verweerster alsnog gefinancierde rechtsbijstand voor klager aangevraagd.

3.4 Bij e-mail van 14 oktober 2010 aan klager schrijft verweerster:

“de uitspraak in jouw zaak is aangehouden tot 11 november a.s.

Bijgaande reminder kreeg ik van de advocaat wederpartij, inhoud spreekt voor zich.

Graag een voorstel hoe je mij nota gaat (af)betalen. Het lijkt mij dat het tijd wordt dat je dit gaat regelen. Specificatie heb je inmiddels geruime tijd ontvangen.”

3.5 Naar aanleiding van deze e-mail is tussen klager en verweerster een e-mailwisseling gevolgd, waarin onder meer is gediscussieerd over de openstaande nota van verweerster. Klager heeft zijn zaak vervolgens overgedragen aan een andere advocaat.

 

4 Beoordeling

Ad klachtonderdeel a

4.1  Voorop staat dat een advocaat bij het aanvaarden van een opdracht de financiële consequenties daarvan met de cliënt dient te bespreken en tevens dient te onderzoeken of de cliënt in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtsbijstand, behoudens indien een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp. Bij het nakomen van deze verplichting zal de advocaat een grote mate van zorgvuldigheid moeten betrachten. Als norm voor die zorgvuldigheid heeft te gelden dat een cliënt, die mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp maar daar vanaf ziet, er door de advocaat uitdrukkelijk en duidelijk op wordt gewezen dat hij afstand doet van het recht op gefinancierde rechtshulp. Tevens zal de advocaat zich er deugdelijk van moeten vergewissen dat de cliënt weet en begrijpt welk recht hij prijsgeeft. Derhalve heeft de advocaat de plicht na te gaan of de cliënt ook daadwerkelijk afstand wenst te doen van zijn recht op gefinancierde rechtshulp en dat hij de consequenties daarvan overziet en kan dragen.

4.2  Hoewel uit de brief van 13 juni 2008 van verweerster blijkt dat is afgesproken dat verweerster klager op betalende basis zal bijstaan, blijkt hieruit niet dat verweerster klager heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp noch dat klager daarvan uitdrukkelijk afstand heeft gedaan. Bovendien heeft klager onvoldoende weersproken gesteld dat verweerster hem heeft gezegd dat hij als ondernemer niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking komt, terwijl vaststaat dat verweerster in een later stadium alsnog een toevoeging voor klager heeft aangevraagd, welke toevoeging is verkregen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster bij aanvaarding van de opdracht dan ook niet de hiervoor onder 4.1 bedoelde zorgvuldigheid betracht. De klacht is mitsdien gegrond.

 Ad klachtonderdeel b

4.3 Klager beklaagt zich over het feit dat verweerster onduidelijke afspraken heeft gemaakt over de financiële afwikkeling en dat zij deze afspraken bovendien heeft geschonden. Volgens klager zou bij aanvang van de zaak zijn besproken dat verweerster zou proberen de zaak binnen 10 uur af te doen, waarvoor een voorschotnota van € 1.201,50 werd gezonden. Indien het bedrag niet zou volstaan, zou klager een andere advocaat zoeken die hem op basis van gefinancierde rechtshulp zou bijstaan. Verweerster heeft deze afspraak betwist.

4.4 Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat verweerster klager bij aanvaarding van de opdracht een voorschotnota van € 1.201,50 in rekening heeft gebracht. Verder blijkt dat verweerster klager een aantal maanden later een e-mail heeft gestuurd met de mededeling dat zij op dat moment reeds 24,5 uur aan de zaak had besteed, terwijl het voorschot voor 10 uur was berekend. Verweerster heeft ter zitting onbetwist gesteld dat zij twee keer een voorschot in rekening heeft gebracht. Of deze voorschotten zijn verrekend met de uit de stukken blijkende declaratie van € 5.382,67 kan de raad niet vaststellen. Na verzending van de laatstbedoelde declaratie is door verweerster alsnog een toevoeging voor klager aangevraagd en verkregen.

4.5 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop de hiervoor onder 4.1 genoemde maatstaf dat een advocaat bij aanvaarding van de opdracht de financiële consequenties met de cliënt dient te bespreken en inzicht dient te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Deze maatstaf is neergelegd in gedragsregel 26. Lid 2 van deze gedragsregel bepaalt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte behoort te stellen zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk tegenover de cliënt had geschat. Vast staat dat verweerster ruimschoots over de bij voorschotdeclaratie in rekening gebrachte uren was gegaan op het moment dat zij klager zulks bij e-mail van 23 maart 2009 meldde. Hoewel verweerster ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat zij klager van deze urenoverschrijding reeds herhaaldelijk (mondeling) op de hoogte had gesteld, heeft klager dat betwist. Het feit dat verweerster heeft verzuimd om klager tijdig schriftelijk op de hoogte te stellen van de voorziene overschrijding, komt voor haar risico. De raad acht het voorts tuchtrechtelijk laakbaar dat verweerster in tegenstelling tot hetgeen zij klager bij aanvang van de opdracht heeft meegedeeld alsnog in een later stadium een toevoeging heeft aangevraagd. Deze handelwijze is strijdig met het bepaalde in artikel 24 lid 2 van de gedragsregels. Het klachtonderdeel is dan ook gegrond.

5 Maatregel

5.1 Op grond van alle omstandigheden zoals deze zijn gebleken is de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a t/m b gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, G. Kaaij, P. van Lingen,

M. Pannevis, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2011.

 

voorzitter       griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 oktober 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de   indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.