Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1802

Zaaknummer

R. 3691/11.93

Inhoudsindicatie

De advocaat komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn client te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. I.c. is niet gebleken dat de advocaat de hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Uitspraak

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 19 februari 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 26 april 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klaagster verwijt verweerder dat hij zijn cliënte ervan heeft weerhouden aan zijn betalingsverplichtingen jegens klaagster te voldoen. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij het gerechtshof onjuiste informatie heeft verstrekt en de accountant van de cliënte van verweerder berekeningen heeft opgesteld, die veel fouten in het nadeel van klaagster bevatten.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Verweerder behartigt de belangen van de voormalige werkgever van klaagster.

- Er zijn verschillende procedures tussen klager en de cliënte van verweerder gevoerd.

- Er is lange tijd onduidelijkheid geweest over de periode dat de cliënte van verweerder klaagster moest doorbetalen en over de bedragen waar klaagster recht op had.

- Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft bij arrest van 27 juli 2010 hierover uitsluitsel gegeven, welk arrest is verbeterd bij beslissing van 14 september 2010.

- Verweerder heeft namens zijn cliënte een executie kort geding aanhangig gemaakt.

- Bij kort geding vonnis van 4 februari 2011 heeft de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam klaagster veroordeeld tot het staken en gestaakt houden van executiemaatregelen uit hoofde van het tussen partijen gewezen arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 27 juli 2010, voor zover dit de incasso van een bedrag van € 4.086,28 overstijgt, totdat in een bodemprocedure een eindbeslissing is gegeven over de hoogte van het door de cliënte van verweerder op grond van genoemd arrest aan klaagster verschuldigde bedrag, op straffe van verbeurte van een dwangsom.

 

Beoordeling van de klacht

4.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

4.2 In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Niet is komen vast te staan dat verweerder zijn cliënte er van zou hebben weerhouden aan betalingsverplichtingen jegens klaagster te voldoen. Wel is komen vast te staan dat er een dispuut is over de hoogte van het door de cliënte van verweerder aan klaagster verschuldigde bedrag en dat dit middels een bodemprocedure zou moeten worden beslecht. Dat klaagster een andere visie over de feiten/berekeningen heeft dan de cliënte van verweerder, betekent niet dat het verweerder niet vrij zou staan om de door zijn cliënte aangehangen visie over de feiten/berekeningen te verdedigen.

4.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. G.J.W. van Oven, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 25 mei 2011.

 

Plv. voorzitter   

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.