Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-06-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1953

Zaaknummer

10-185

Inhoudsindicatie

Klagers verwijten verweerder sub 2 dat hij hun faillissement heeft aangevraagd zonder voorafgaand overleg met de deken en zonder dat de vordering in rechte was vastgesteld (gedragsregel 27 lid 7). Omdat gedaagden geen cliënt van verweerder sub 1 zijn geweest is deze gedragsregel niet van toepassing.

Inhoudsindicatie

Tevens verwijten klagers verweerder sub 1 dat hij ten onrechte betaling van klagers vordert. Niet valt in te zien waarom het verweerder sub 1 niet was toegestaan om met klager sub 1 af te spreken dat hij, althans zijn B.V., de declaraties die betrekking hebben op hetgeen verweerder sub 1 voor X heeft gedaan zal betalen.

Inhoudsindicatie

Beide onderdelen van de klacht zijn kennelijk ongegrond.

Uitspraak

10-185

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Inzake:

X  B.V.,

gevestigd te A,

en

X,

wonende B,

klagers,

hierna: klagers

tegen:

mr. Y

en

mr. Z,

advocaten te C,

beklaagden,

hierna: verweerders

1.

Bij brief d.d. 22 september 2010 zijn klagers tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad d.d. 14 december 2010, waarbij hun klacht tegen verweerders als kennelijk ongegrond is afgewezen.

Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 18 april 2011, waar partijen - hoewel behoorlijk opgeroepen – niet zijn verschenen. Bij fax d.d. 8 april 2011 hebben verweerders aan de raad bericht, dat zij afzien van het bijwonen van de zitting.

De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter en de mrs. J.R.O. Dantuma, G.E.J. Kornet, H.J.P. Robers en P.M. Wilmink, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

2.

Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.

3.

Met de voorzitter en op de gronden die deze in zijn beslissing van 14 december 2010 heeft vermeld acht de raad de klacht van klagers kennelijk ongegrond. Hetgeen klagers tegen de beslissing van de voorzitter hebben aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De door de voorzitter vermelde gronden kunnen zijn beslissing volledig dragen.

 

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Het verzet is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2011.

Griffier      Voorzitter

Gelet op het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open.