Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2011:YA2947

Zaaknummer

11/10

Inhoudsindicatie

Het staat een advocaat vrij om een verzoek tot het verkrijgen van verlof in te dienen bij de rechtbank om een perceel grond, waarop ten behoeve van de vordering van deze advocaat een recht van hypotheek is gevestigd, onderhands te verkopen en vervolgens tot verkoop over te gaan. Indien de oproep voor de behandeling van het verzoek van de kant van de rechtbank klager niet heeft bereikt, kan dat niet aan de advocaat worden verweten. In casu stond de hoogte van de vordering van de advocaat vast en werd niet betwist. De klacht is kennelijke ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 11/10

 

Bij brief, gedateerd 28 juli 2011, van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen, is op 29 juli 2011 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

de heer [  ]

klager

 

tegen

 

mr. [  ]

verweerster

 

De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier. Daaruit blijkt het volgende.

 

Bij e-mailbericht van 8 maart 2010 heeft klager bij de raad van discipline in het ressort Leeuwarden een klacht ingediend tegen verweerder. De voorzitter van de raad van discipline heeft de behandeling van de klacht bij beslissing van 12 maart 2010 voor de instructie van de klacht verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen, omdat de klacht zich richtte tegen verweerster, die op dat moment deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen was.

 

 

Feiten

Het kantoor van verweerster heeft op 11 oktober 2007 het eerste recht van hypotheek verkregen op een perceel grond te B. dat destijds in eigendom toebehorende aan klager. Het hypotheekrecht strekte tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de hypotheeknemer blijkens haar administratie van klager te vorderen had of te vorderen mocht hebben, uit welken hoofde ook. Omdat klager niet voldeed aan zijn verplichtingen jegens het kantoor van verweerster, is een verzoek ingediend bij de rechtbank G. tot het verkrijgen van verlof als bedoeld in artikel 3:268 lid 2 BW om vorenbedoelde onroerende zaak onderhands te verkopen. Klager, als hypotheekgever, heeft bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring van de desbetreffende koopovereenkomst. Klager is niet verschenen ter zitting van de rechtbank. Bij beschikking d.d. 9 november 2009 heeft de rechtbank G. verlof verleend tot verkoop van de grond overeenkomstig de bij het verzoek overgelegde en goedgekeurde koopovereenkomst d.d. 10 september 2009 en wel voor een bedrag van € 36.562,00.

 

 

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

 

Verweerster heeft het perceel grond voor een veel te lage prijs verkocht. De grond was ongeveer € 90.000,00 waard. Daardoor heeft verweerster klager ernstig financieel benadeeld.

Klager heeft zijn bezwaar tegen toewijzing van het verzoek door de rechter bij zijn verklaring d.d. 28 september 2009 aan de rechtbank kenbaar gemaakt en meegedeeld dat hij zijn bezwaar mondeling wilde toelichten. De oproep van de rechtbank heeft hem niet bereikt, zodat hij niet is verschenen.

Terwijl verweerster wist dat klager ernstig bezwaar tegen de verkoop(-prijs) had, heeft verweerster de procedure bij de rechtbank tot goedkeuring van de verkoop doorgezet.

 

 

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

 

Het kantoor van verweerster heeft het perceel grond laten taxeren. Volgens het taxatierapport bedroeg de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik € 42.500,00 en de executiewaarde € 36.000,00. Nadat het perceel grond te koop was aangeboden zijn er biedingen uitgebracht. Het bod ten bedrage van € 36.562,00 is door verweerster, namens haar kantoor, geaccepteerd. Vervolgens is de rechter verzocht om goedkeuring van de onderhandse verkoop tegen genoemd bedrag. De verkoop is dan ook op juiste wijze geschied.

 

 

Beoordeling

Uit de stukken blijkt dat verweerster de juiste procedure heeft gevolgd om tot inning van haar vordering te komen. Niet gebleken is en klager heeft dat ook niet nader onderbouwd dat de grond voor een te laag bedrag is verkocht.

Dat de oproep van de rechtbank aan klager om op het verzoek tot goedkeuring van de verkoop te worden gehoord, klager niet heeft bereikt en klager daardoor niet door de rechtbank is gehoord, kan verweerster niet worden verweten. Het is immers de rechtbank die de oproep doet. Niet gebleken is dat verweerster zich heeft schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

 

 

Beslissing

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

 

Aldus gegeven op 12 augustus 2011 te Leeuwarden door mr. C. van den Noort, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.C. van der Kwaak - Wamelink.