Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2291

Zaaknummer

11-132

Inhoudsindicatie

klacht tegen advocaat wederpartij die zich 1 dag voor de zitting in hoger beroep – zonder overlegging van een doktersverklaring- ziek heeft gemeld waardoor de zitting voor de tweede maal uitgesteld moest worden en klager schade heeft geleden. Klacht kennelijk ongegrond. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om  aan te nemen dat de verhindering van verweerster geen serieuze is geweest.

Uitspraak

11 – 132

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

inzake:

[klager]

wonende te [plaats]

hierna te noemen klager

tegen:

[verweerster]

advocaat te [plaats]

hierna te noemen verweerster

1. Bij brief d.d.  23 mei 2011 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo. Op verzoek van klager heeft de deken de klacht bij brief van 18 oktober 2011 ter kennis van de Raad van Discipline gebracht. Deze brief met daarbij het dossier bestaande uit 9 stukken is bij de raad binnengekomen op 19 oktober 2011.

2. De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster als advocaat van de ex-echtgenote van klager. Klager verwijt verweerster:

a. Haar ‘onbetrouwbare gedrag’ door zich daags voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep in zijn echtscheidingsprocedure, zonder overlegging van een doktersverklaring, ziek te melden als gevolg waarvan de zitting voor de tweede maal uitgesteld moest worden;

b. Dat hij door het uitstel van de zitting zowel financiële (bestaande uit de hogere voorlopige alimentatie die drie maanden langer is doorgelopen en extra proceskosten) als emotionele schade lijdt resp. heeft geleden en dat het uitstel ook anderszins extra kosten heeft veroorzaakt.

3. De klacht heeft de volgende achtergrond.

Tussen klager en zijn ex-echtgenote liep een echtscheidingsprocedure. In deze procedure is door de Rechtbank Almelo ten laste van verweerder aan zijn ex-echtgenote een bedrag aan partneralimentatie toegekend van € 2.184,00 per maand. Tegen deze beschikking is door klager hoger beroep ingesteld. De mondelinge behandeling van het hoger beroep zou plaatsvinden rond Kerstmis 2010. Wegens het zwangerschaps-en bevallingsverlof van verweerster is deze mondelinge behandeling uitgesteld en verplaatst naar 18 maart 2011. Op 17 maart 2011 bereikte klager het bericht dat de zitting van 18 maart niet door zou gaan omdat verweerster zich op 16 maart ziek had gemeld. De mondelinge behandeling is toen voor de tweede maal uitgesteld tot 9 juni 2011. Op 5 juli 2011 heeft het Hof uitspraak gedaan en de alimentatie vastgesteld op € 1.184,00.

 

4. Verweerster heeft aangegeven dat zij inderdaad op 16 maart 2010 door een griep geveld raakte. Zij heeft zich toen ziek gemeld en de advocaat van klager op de hoogte gebracht van het feit dat zij het Gerechtshof om uitstel had  verzocht voor de zitting die op 18 maart 2010 was gepland. Verweerster stelt zich op het standpunt dat haar tuchtrechtelijk geen verwijt valt te maken. Zij betwist de stelling van klager dat hij als gevolg van haar ziekmelding schade heeft geleden.

5. Op de klachten kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

6. De vraag is of verweerster door zich onder de hiervoor genoemde omstandigheden zo kort voor de zitting ziek te melden zich schuldig heeft gemaakt aan handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De voorzitter is van oordeel dat dat niet het geval is. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat de werkgever van verweerster, haar cliënte en het Gerechtshof haar ziekmelding en het uitstel van de zitting hebben geaccepteerd. Ook klager en zijn advocaat hebben blijkbaar in eerste instantie in het uitstel berust. In het dossier zijn te weinig aanknopingspunten te vinden om aan te nemen dat de verhindering van verweerster geen serieuze is geweest. Zij was en is niet gehouden om aan klager bewijs te leveren van het feit dat haar ziekte haar inderdaad belette om op 18 maart 2011 op te treden tijdens de zitting bij het Gerechtshof. Klachtonderdeel a is derhalve kennelijk ongegrond.

7.  Nu klachtonderdeel a kennelijk ongegrond is deelt klachtonderdeel b dit lot.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht wordt in zijn beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

Deze beslissing is gegeven op 14 november 2011 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 14 november 2011.

Mr. B.P.J.A.M. van der Pol,

voorzitter