Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1985

Zaaknummer

R. 3674/11.76

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Optreden van de deken staat als zodanig slechts onder tuchtrechtelijke controle in het geval de deken bij de uitoefening van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich schuldig te hebben gemaakt aan handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Daarvan is niet gebleken. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 15 november 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Bij verwijzingsbeschikking van 18 november 2010 heeft de Voorzitter van de Raad van Discipline de zaak ingevolge artikel 46c lid 4 van de Advocatenwet verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

1.2 Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 4 april 2011 ontvangen door de Raad.

1.3 Bij beslissing van 12 april 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 14 april 2011.

1.4 Bij brief gedateerd 26 april 2011, ingekomen ter griffie 27 april 2011, heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.5 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.6 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 20 juni 2011. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

 

 

2. DE KLACHT EN HET VERZET

2.1 Klager verwijt verweerder dat hij

a.  onjuist zou hebben gehandeld met betrekking tot de aansprakelijkstelling van mr. G. naar aanleiding van gegronde klachten tegen mr. G.;

 b.  een nieuwe klacht tegen mr. G., ingediend bij brief van 25 oktober 2010, niet in behandeling heeft genomen.

De gronden van het verzet

Klager heeft als grond voor zijn verzet aangevoerd dat de plaatsvervangend voorzitter zich bij zijn beslissing uitsluitend heeft gebaseerd op het onderzoek van de deken, welke handelwijze in zijn ogen niet de juiste is.

 

 

3. VERWEER

3.1 Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.

Ad klachtonderdeel 1

3.2 Na de bewuste uitspraak van het Hof van Discipline heeft verweerder telefonisch overleg gevoerd met klager over de aansprakelijkstelling van mr. G. en daarbij zijn bemiddeling aangeboden voor het geval een reactie zijdens mr. G. zou uitblijven. Dat is niet hetzelfde als “zijn volle medewerking”, aldus verweerder. Mr. G. heeft bericht de kwestie bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te hebben gemeld waarna verweerder klager heeft laten weten dat hem als deken geen rol past in een civiel geschil.

Ad klachtonderdeel 2

3.3 Verweerder ontkent dat hij heeft geweigerd een nieuwe klacht tegen mr. G. in behandeling te nemen. De nieuwe klacht is op 22 november 2010 in behandeling genomen.

 

 

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, onderschrijft de Raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter van 12 april 2011.

4.2 Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd, anders dan een uitwerking en een herhaling van de eerdere klacht(en) en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter op 12 april 2011 heeft gegeven.

4.3 Vooropgesteld wordt dat het optreden van de deken in zijn functie slechts onder tuchtrechtelijke controle staat, in het geval dat de deken bij het uitoefenen van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen, dat hij geacht moet worden zich schuldig te hebben gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.4  In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder zich in zijn functie als deken aan een handelwijze schuldig heeft gemaakt die maakt dat hem terecht bovenomschreven verwijt kan worden gemaakt.

 Ad klachtonderdeel 1

Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Discipline in de klachtzaak tegen mr. G. heeft verweerder actie ondernomen. Weliswaar was in dat verband ook een andere werkwijze denkbaar geweest, maar dat maakt zijn handelen als zodanig nog niet tuchtrechtelijke verwijtbaar.

Ad klachtonderdeel 2

4.5 Vast staat dat door verweerder de nieuwe klacht in behandeling is genomen. Daarmee ontbeert dit klachtonderdeel grondslag.

 

 

5. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, en mrs. W.P. Brussaard, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2011.

griffier voorzitter