Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-10-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2088

Zaaknummer

11-115

Inhoudsindicatie

klacht tegen advocaat van de tegenpartij onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd; daarom is de klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 11-115

 BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

klager

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerder

advocaat te [plaats]

1.

Bij brief van 27 juni 2011 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen, die de klacht heeft doorgestuurd naar de toenmalige deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, de heer mr. R.J.A. Dil.

Bij brief van 17 september 2011 heeft klager zijn klacht aangevuld.

Mevrouw mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers, adjunct-secretaris van de raad van toezicht van genoemde orde, heeft de klacht namens en onder verantwoordelijkheid van mr. R.J.A. Dil onderzocht.

Op verzoek van klager zijn de klacht en het klachtdossier vervolgens bij brief van 4 oktober 2011, ontvangen op 5 oktober 2011, naar de raad gestuurd.

2.

De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing behoort te worden beslist.

3.

Klager verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a. zich grievend en beledigend jegens hem heeft uitgelaten

b. hem stelselmatig op hoge kosten heeft gejaagd

c. hem op onjuiste gronden heeft gedagvaard

d. hem in zijn eer en goede naam heeft aangetast

e. toezeggingen die aan hem zijn gedaan niet is nagekomen

f. verwachtingen bij hem heeft gewekt, die niet werden gehonoreerd

g. heeft gedreigd met het doen van aangifte en in strijd met de waarheid heeft gesteld dat er aangifte tegen hem zou zijn gedaan

h. hem zowel materiële als immateriële schade heeft berokkend

i. op schaamteloze wijze het bestaan van zijn geadopteerde dochter

heeft ontkend

j. onjuiste mededelingen heeft gedaan over een beweerdelijk verzoek om afgifte van stukken.

4.

De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens:

De echtgenote van klager heeft zich, nadat zij eerder door een andere advocaat werd bijgestaan, tot verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan bij haar echtscheidings- en verdelingsprocedure.

Er is beslag gelegd op de woning van klager.

Vervolgens is er in verband met de verdeling zowel namens klager als namens zijn ex-echtgenote een kortgeding aanhangig gemaakt. De kortgedingprocedures zijn gevoegd behandeld op 26 oktober 2007.

De ex-echtgenote van klager is inmiddels overleden.

5.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt:

De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder als advocaat van klagers tegenpartij. Voorop staat dat, ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline, bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze, die hem - in overleg met zijn cliënte - passend voor komt. De wederpartij zal zich slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarvan is de voorzitter in de onderhavige klachtzaak niet gebleken.

Ter onderbouwing van zijn klacht heeft klager volstaan met het uiten van een groot aantal verwijten jegens verweerder en het overleggen van de brieven van verweerder aan zijn advocaat d.d. 24 augustus 2007, 4 september 2007, 14 september 2007, 19 september 2007, 21 september 2007, 9 november 2007 alsmede het proces-verbaal van de kortgeding zitting d.d. 26 oktober 2007.

Uit deze stukken blijkt dat er sprake was van een hoog opgelopen conflict tussen klager en zijn ex-echtgenote.

Dat verweerder zich bij het terzijde staan van de ex-echtgenote van klager jegens hem heeft schuldig gemaakt aan handelen dan wel nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt heeft klager in zijn brieven d.d. 27 juni 2011 en 10 augustus 2011 wel gesteld maar volstrekt onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd, terwijl de door hem overgelegde stukken ook geen concrete aanknopingpunten opleveren op grond waarvan kan worden geoordeeld dat verweerder zich tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gedragen. Daarom zijn de klachten van klager jegens verweerder kennelijk ongegrond.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

Alle onderdelen van de klacht van klager tegen verweerder zijn kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 21 oktober 2011 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden 23 oktober 2011.

mr. M.J. Blaisse

voorzitter