Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-02-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1456

Zaaknummer

H 118-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet gebleken van enig onbehoorlijk handelen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

 H 118-2010 Verzet

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

het verzet van:

 

A

klaagster,

 

tegen de beslissing van de voorzitter d.d. 29 juni 2010,

 

inzake de klacht tegen:

 

B

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

 

1.         Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 12 juli 2010, door de raad ontvangen op 15 juli 2010, heeft klaagster verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 29 juni 2010, welke beslissing aan klaagster, verweerder en de deken werd toegezonden op 2 juli 2010.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 10 januari 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 27 oktober 2010. Daarbij werd aan hen medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 27 december  2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster en verweerder verschenen.

 

2.         De feiten

2.1.      Verweerder trad op voor klaagster in een procedure bij de kantonrechter tegen Woningbouwvereniging X. De procedure had betrekking op overlast door klaagster, welke overlast bestond in het laten voortbestaan van bamboebegroeiing in de tuin, die uitliep in de tuin van de buren.

2.2       Op 12 augustus 2009 is door de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. Op 30 oktober 2009 heeft een gesprek tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. De kantonrechter heeft bij eindvonnis d.d. 10 februari 2010 klaagster veroordeeld om binnen 14 dagen na de betekening van het vonnis de voor- en achtertuin behorende tot de door haar gehuurde woning in behoorlijke staat te doen brengen en al die maatregelen te treffen die maken dat de zich in de voor- en achtertuin van de door klaagster gehuurde woning bevindende bamboe geen overlast aan direct omwonenden veroorzaakt, met veroordeling van klaagster in de kosten van het geding.

3.         De klacht

            De klacht houdt in:

1.         Verweerder weigerde tussentijds originele stukken aan klaagster terug te geven. Klaagster zou deze pas na beëindiging van de zaak terugkrijgen;

2.         Verweerder is tijdens een gesprek met klaagster op 30 oktober 2009 boos geworden en heeft met het dossier gesmeten, daarbij aangevende dat klaagster op zoek moest gaan naar een andere advocaat;

3.         Verweerder weigerde de bij hem in behandeling zijnde zaak aan een kantoorgenoot over te dragen;

4.         Verweerder heeft pas één week nadat de kantonrechter vonnis had gewezen iets van zich laten horen;

5.         Verweerder heeft het dossier pas na herhaald verzoek van de opvolgende advocaat aan deze toegezonden.

4.         Beslissing van de voorzitter

            De voorzitter heeft de klachtonderdelen 1 en 3 als van onvoldoende gewicht afgewezen en de klachtonderdelen 2, 4 en 5 als kennelijk ongegrond afgewezen omdat naar het oordeel van de voorzitter niet is gebleken van enig onbehoorlijk handelen van         verweerder.

5.         Het verzet

            Het verzet houdt in dat klaagster het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft in haar verzetschrift haar stellingen herhaald.     

6.         Beoordeling van het verzet

6.1.      Het eerste onderdeel van de klacht moet naar het oordeel van de raad als van onvoldoende gewicht worden afgewezen. De zaak en de stukken zijn inmiddels immers overgedragen aan de opvolgende advocaat, zodat niet valt in te zien welk belang klaagster nog bij dit klachtonderdeel heeft.

6.2.      Verweerder heeft de stelling van klaagster dat hij tijdens een gesprek met klaagster op 30 oktober 2009 boos is geworden en met het dossier heeft gesmeten, daarbij aangevende dat klaagster op zoek moest gaan naar een andere advocaat, betwist. Nu de juistheid van de stelling van klaagster voorts niet aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken is dit onderdeel van de klacht niet komen vast te staan.

6.3.      Ter zake klachtonderdeel 3 overweegt de raad dat verweerder blijkens de stukken na overleg met klaagster op 5 november 2009 voor klaagster is blijven optreden. Ook voor dit klachtonderdeel heeft naar het oordeel van de raad derhalve te gelden dat niet valt in te zien welk belang klaagster bij dit onderdeel van haar klacht nog heeft.

6.4.      De raad is voorts van oordeel dat toezending van het vonnis binnen een termijn van zes dagen als tijdig moet worden beoordeeld en dat niet valt in te zien welk verwijt verweerder valt te maken van de wijze waarop hij de stukken heeft overgedragen aan de opvolgende advocaat.

6.5.      De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

 

7.         Beslissing

 

De raad verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d.

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                               mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                      voorzitter.

 

Verzonden op: 1 maart 2011.

 

 

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.