Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA3299

Zaaknummer

6097

Inhoudsindicatie

Na intrekking van het hoger beroep dient het hof de aanvangsdatum van de onherroepelijke schorsing te bepalen.

Uitspraak

 Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerster

tegen:

klaagster.

1.    Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 19 april 2011, onder nummer 10/214A, aan partijen toegezonden op 19 april 2011, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster deels gegrond is verklaard en aan verweerster de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand is opgelegd en tevens is bepaald dat verweerster jegens klaagster met betrekking tot de gegrond verklaard klachtonderdelen niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

2.    Het geding in hoger beroep

2.1    De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op17 mei 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Bij brief van 28 juni 2011 heeft verweerster haar beroep ingetrokken en het hof verzocht te bepalen dat de raad opgelegde schorsing zal aanvangen op 16 juli 2011. Bij brief van 30 juni 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam dit verzoek ondersteund.

3.    De beoordeling

Nu verweerster haar beroep heeft ingetrokken dient het hof, in verband met het bepaalde in artikel 56 lid 5 van de Advocatenwet, te bepalen welke dag de door de raad opgelegde onvoorwaardelijk schorsing in de uitoefening van de praktijk van één maand aanvangt.

    

6.    De beslissing

Het hof:

bepaalt dat de door de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam bij beslissing van 19 april 2011 , onder nummer 10-214A opgelegde onvoorwaardelijke schorsing van één maand in de uitoefening van de praktijk aanvangt op 16 juli 2011 en niet loopt gedurende de tijd dat verweerster uit andere hoofde is geschorst of niet op het tableau staat ingeschreven.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.C. van Oven, A.D.R.M. Boumans en H.D. Cotterell, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2011.