Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-12-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2295

Zaaknummer

11-15

Inhoudsindicatie

Betreft advocaat in hoedanigheid van rapporteur / praktijkwaarnemer. Klacht dat verweerder zich veel meer voorschotten had toegeëigend dan waarop hij recht had feitelijk onjuist. Hij heeft slechts gelden gereserveerd. Er is geen sprake van diefstal of verduistering. Door de door hem gereserveerde gelden op zijn derdenrekening te storten heeft hij van die rekening geen oneigenlijk gebruik gemaakt.

Uitspraak

11-15

BESLISSING  VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:

 

 Mr. X, mede namens X Advocaten B.V.,

hierna te noemen klager dan wel klagers,

 tegen:

 mr. Y,

 hierna te noemen verweerder.

 

1. Bij brief d.d. 3 maart 2011, door de raad ontvangen op 7 maart 2011, zijn klagers tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 20 februari 2011, verzonden 21 februari 2011, waarbij de klacht van klagers tegen verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen.

2. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 november 2011, waar alleen verweerder is verschenen. Klager heeft de raad de ochtend van de zitting telefonisch laten weten niet te zullen verschijnen. De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, en mrs. C.J. Lunenberg-Demenint, P.R.M. Noppen, H.J.P. Robers en A.T. Bolt, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.

3. Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar alinea 5 van de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.

4. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de klacht van klagers tegen verweerder kennelijk ongegrond is. Hetgeen door klagers tegen de beslissing van de voorzitter is aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De gronden waarop de voorzitter tot haar oordeel is gekomen kunnen haar beslissing volledig dragen.

5. Meer in het bijzonder overweegt de raad nog dat hetgeen klagers in hun verzetschrift naar voren hebben gebracht met betrekking tot de datering van de beslissing en de verzending daarvan, geen nader onderzoek vraagt. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat daarmee iets niet in orde zou zijn. Hetzelfde geldt met betrekking tot mogelijke betrokkenheid van mr. B.P.J.A.M. van der Pol [voorzitter van de raad van discipline in het hofressort Arnhem] bij de totstandkoming van de beslissing waartegen verzet. Die betrokkenheid is er niet. Dat in de kop van de beslissing staat vermeld dat deze beslissing er een is van de voorzitter betekent niet meer of anders dan dat het hier gaat om een beslissing op de voet van artikel 46 g Advocatenwet. Daar is bepaald dat de voorzitter zich bij het geven van een voorzittersbeslissing kan laten vervangen door een van de plaatsvervangend voorzitters. Dat is hier gebeurd. Tenslotte geldt als vaste praktijk dat in het dictum van de voorzittersbeslissing wordt volstaan met de vermelding dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet ontvankelijk is. Gebruik van het woord ‘afwijzen’ is niet noodzakelijk om tot uitdrukking te brengen dat het om een afwijzing gaat. Die bedoeling kan in de onderhavige voorzittersbeslissing sowieso niet gemist worden nu in de laatste zin van de overwegingen staat dat de klacht in zijn geheel als kennelijk ongegrond behoort te worden afgewezen.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Klagers zijn in hun verzet ontvankelijk; het verzet is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2011.

griffier      voorzitter