Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1799

Zaaknummer

R. 3698/11.100c

Inhoudsindicatie

Geen sprake van belangenverstrengeling. De klachtprocedure betreft immers een andere procedure tussen andere partijen.

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 9 september 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 29 april 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klaagster verwijt verweerder dat hij de behandeling van de zaak tussen haar en haar voormalige echtgenoot c.q. de aan hem gelieerde vennootschappen heeft overgenomen van mr. Van W.. Er is naar de mening van klaagster sprake van belangenverstrengeling.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klaagster heeft een geschil met haar voormalige echtgenoot, de heer H. en de aan hem gelieerde vennootschappen.

- De heer H. en de aan hem gelieerde vennootschappen zijn in eerste instantie door mr. B. bijgestaan, de echtgenote van de kantoorgenoot van verweerder, en vervolgens door mr. Van W., kantoorgenote van mr. B.

- Op 7 juli 2010 heeft mr. Van W. zich uit de zaak teruggetrokken.

- Mr. Van W. heeft de behandeling van de zaak overgedragen aan verweerder, tevens kantoorgenoot van de echtgenoot van mr. B..

- Op 8 juli 2010 heeft een kort geding zitting plaatsgevonden, waarbij verweerder de heer H. en de aan hem gelieerde vennootschappen heeft bijgestaan.

- Klaagster heeft eerder klachten ingediend tegen de advocaten van haar voormalige echtgenoot, zijnde mr. B. en mr. Van W. voornoemd.

- Mr. B. werd tijdens die klachtprocedure bij het Hof van Discipline bijgestaan door haar echtgenoot.

- De klacht tegen mr. B. is zowel door de Raad als het Hof van Discipline gedeeltelijk gegrond verklaard.

- De klacht tegen mr. Van W. is eveneens gegrond verklaard bij beslissing van 4 april 2011 van de Raad van Discipline.

  

Beoordeling van de klacht

4.1 Vast staat dat mr. Van W. haar werkzaamheden als advocaat van de voormalige echtgenoot van klaagster op 7 juli 2010 heeft neergelegd en dat verweerder de behandeling van de zaak heeft overgenomen. Klaagster heeft gesteld dat opnieuw sprake is van belangenverstrengeling nu verweerder kantoorgenoot is van de echtgenoot van mr. B. en het hem derhalve niet vrij stond de behandeling van de zaak over te nemen. Op basis van hetgeen over en weer is gesteld kan echter niet worden vastgesteld dat sprake is van belangenverstrengeling. Het feit dat mr. B. zich ter zitting van het Hof van Discipline heeft laten bijstaan door haar echtgenoot heeft niet tot gevolg dat (de kantoorgenoot van) verweerder op de hoogte is van vertrouwelijke informatie uit de zaak tussen klaagster en haar voormalig echtgenoot. De klachtprocedure betreft immers een andere procedure tussen andere partijen.

4.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

Beslissende

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 16 mei 2011.

 

Plv. voorzitter   

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.