Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2011:YA4305

Zaaknummer

38/11

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Overschrijding van een redelijke termijn voor het indienen van een klacht. Vier jaar wachten alvorens een klacht in te dienen, is te lang, indien daarvoor geen bijzondere redenen zijn. Dat was in casu niet het geval. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

BESLISSING van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 38/11

 

Bij brief, gedateerd 28 april 2011, van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen, is op 29 april 2011 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

de heer [    ]

klager

 

tegen

mr. [    ]

verweerster

 

De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier alsmede de brief van klager aan de griffier van de raad van discipline van 2 mei 2011. Daaruit blijkt het volgende.

 

Feiten

Klager is op 24 juni 2006 op grond van de Vreemdelingenwet de maatregel van bewaring opgelegd om reden dat er aanwijzingen waren voor het vermoeden dat klager zich aan de uitzetting uit Nederland zou onttrekken. Tegen de beslissing tot bewaring heeft verweerster op 31 juli 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 10 augustus 2006 is de bewaring van klager opgeheven. Bij brief d.d. 10 augustus 2006 heeft de IND mededeling van deze opheffing gedaan aan verweerster, waarbij de IND zich bereid heeft verklaard klager een schadevergoeding van 17 x € 70,00, zijnde € 1.190,00 te betalen alsmede de proceskosten. Tevens heeft de IND verweerster verzocht te berichten of deze bereidverklaring aanleiding vormde het beroep tegen de beslissing tot bewaring in te trekken. Verweerster heeft bij brief van eveneens 10 augustus 2006 het beroep ingetrokken. Bij brief d.d. 15 augustus 2006 heeft verweerster klager de brief van de IND van 10 augustus 2006 doorgestuurd. De IND heeft de schadevergoeding eerst aan klager willen betalen als deze de IND finale kwijting zou verlenen door ondertekening van een formulier. Klager heeft geweigerd dit formulier te tekenen en heeft het bedrag van € 1.190,00 derhalve niet ontvangen.

 

Klacht 

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerster heeft zonder toestemming van klager het beroep tegen de bewaring ingetrokken. Voorts is het aan verweerster te wijten dat de door de IND aan klager toegezegde vergoeding van € 1.190,00 niet aan hem is uitbetaald. Klager eist van verweerster schadevergoeding van € 4.900,00, omdat zij hem heeft bedrogen en gemanipuleerd.

 

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. 

Bij brief d.d. 10 augustus 2006 heeft de IND verweerster bericht dat de bewaring van klager met ingang van die dag werd opgeheven en dat aan klager de maximale schadevergoeding van € 70,00 per dag voor ten onrechte ondergane bewaring zou worden toegekend. Hierdoor kwam het belang van het ingestelde beroep dat door de rechtbank op 14 augustus 2006 zou worden behandeld, te vervallen. Verweerster heeft de rechtbank dan ook bij brief d.d. 10 augustus 2006 bericht dat het beroep wordt ingetrokken. Vervolgens heeft verweerster de nodige moeite gedaan het bedrag van € 1.190,00 aan klager betaald te krijgen. Klager weigerde evenwel de verklaring van finale kwijting ten behoeve van de IND te tekenen. De IND stelde ondertekening hiervan als absolute voorwaarde.

Verweerster heeft getracht de IND te bewegen de schadevergoeding op haar derdengeldrekening te storten zonder dat het formulier van finale kwijting door klager was ondertekend. De IND bleef echter vasthouden aan deze ondertekening. Vervolgens heeft verweerster klager er op gewezen dat hij een andere advocaat kon inschakelen om het bedrag geïnd te krijgen. Daarna heeft verweerster 4 jaar lang niets meer van klager vernomen.

 

Beoordeling

De voorzitter stelt allereerst vast dat de aanvullende brief van klager van 2 mei 2011 bij de raad is binnengekomen na ontvangst van de brief van de deken van 28 april 2011 met de bijgevoegde stukken. Op 2 mei 2011 was de zaak al onder de voorzitter ter beoordeling van de vraag of de zaak bij voorzittersbeslissing kon worden afgedaan. Daartoe zag de voorzitter aanleiding zodat de aanvullende brief van 2 mei 2011 te laat is en buiten beschouwing dient te blijven.

Ten aanzien van de klacht komt de voorzitter tot het oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is wegens overschrijding van een redelijke termijn waarbinnen klachten moeten zijn ingediend. Klager heeft meer dan vier jaar gewacht met indiening van de klacht, waartoe hij geen redenen heeft aangevoerd.

Hoewel de wet geen verval of verjaring van klachtrecht kent en een niet-ontvankelijkheid niet rechtstreeks uit de wet voortvloeit, moet een advocaat er ter wille van de  rechtszekerheid vanuit kunnen gaan dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld. In het onderhavige geval hoefde verweerster er geen rekening mee te houden dat haar handelen, na ruim vier jaar, ter discussie zou worden gesteld. Klager is, naar het oordeel van de voorzitter, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Ten overvloede overweegt de voorzitter dat klager het aan zichzelf heeft te wijten dat hij de vergoeding van € 1.190,00 niet heeft ontvangen. Hij weigerde immers de verklaring van finale kwijting te tekenen waardoor hij het geld niet heeft ontvangen, terwijl het verweerster vrij stond het beroep in te trekken na het aanbod van betaling.

 

Beslissing

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

 

Aldus gegeven op 25 mei 2011 te Groningen door mr. C. van den Noort, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier D.C. van der Kwaak-Wamelink.

 

Voorzitter                                                                 Griffier 

 

Van deze beslissing kunnen de klager en de deken binnen 14 dagen na verzending schriftelijk in verzet komen bij de raad van discipline Leeuwarden. De eerste dag van deze termijn is de dag na verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de raad van discipline. Het gaat niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffier. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet mogelijk is. In het verzetschrift dient u de gronden van het verzet en de motivering aan te geven. Het verzetschrift dient te worden gericht aan de griffier van de raad van discipline mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, postbus 399, 9400 AJ Assen.