Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-10-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2054

Zaaknummer

11-241A

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek. Verzoekster is niet ontvankelijk omdat zij te lang heeft gewacht met indienen van het verzoek tot wraking.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 25 oktober 2011

in de zaak 11-241A

 

De wrakingskamer van de raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 21 juli 2011 bij de raad binnengekomen verzoek van:

mevrouw mr.

 

verzoekster

tot wraking van

mr.  , plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij faxbrief van 21 juli 2011, door de raad ontvangen op 21 juli 2011, heeft verzoekster het wrakingsverzoek ter kennis van de wrakingskamer van de raad van discipline gebracht.

1.2. Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 21 september 2011 in afwezigheid van verzoekster die liet zich vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Mr. Brouwer was met bericht van verhindering afwezig. De gemachtigde van verzoekster heeft pleitnotities overgelegd.

1.3. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde faxbrief van verzoekster aan de raad van discipline met producties, van het proces-verbaal van de zitting van 2 mei 2011 en van de brief van mr. H. Brouwer aan de raad van 30 augustus 2011.

2. Verzoek tot wraking

2.1. Het wrakingsverzoek komt er kort gezegd op neer dat mr. H. Brouwer bizar doordrammen wordt verweten terwijl een lid van de raad van discipline tijdens de zitting al was gewraakt. Mr. H. Brouwer wenste de zitting, ondanks het wrakingsverzoek, door te laten gaan en verweerder alvast zijn verweer te laten toelichten.

3.    Beoordeling van het verzoek

3.1 Een verzoek tot wraking kan op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering worden gedaan, indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.  Krachtens artikel 513 lid 1 Wetboek van Strafvordering moet het verzoek worden gedaan zodra genoemde feiten of omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden.

3.2 De feiten of omstandigheden die voor verzoekster aanleiding zijn geweest te twijfelen aan de (tucht)rechterlijke onpartijdigheid hebben zich voorgedaan op de zitting van 2 mei 2011. Verzoekster was derhalve op die zitting bekend met die feiten of omstandigheden die voor haar aanleiding waren een wrakingsverzoek in te dienen. Verzoekster heeft echter gewacht tot 21 juli 2011 met het indienen van het wrakingsverzoek. Dat is te lang gezien het bepaalde in artikel 513 lid 1 Wetboek van Strafvordering. Hieraan doet niet af dat verzoekster het proces-verbaal van de zitting van 2 mei 2011 pas op 18 juli 2011 heeft ontvangen. Zonder dat proces-verbaal was verzoekster immers eveneens bekend met de feiten en omstandigheden die zich ter zitting van 2 mei 2011 hebben voorgedaan. Het had op de weg van verzoekster gelegen het wrakingsverzoek tijdens die zitting dan wel direct daarna in te dienen.

3.3 Verzoekster is derhalve niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.

3.4 De wrakingskamer ziet tenslotte aanleiding om artikel 47 Advocatenwet juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering toe te passen, daar er reeds op grond van het voorgaande voldoende grond is onderhavig verzoek aan te merken als misbruik van de mogelijkheid de tuchtrechter(s) te wraken. Daaruit volgt dat er aanleiding is te bepalen dat een eventueel volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

BESLISSING

De wrakingskamer van de raad van discipline verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking en bepaalt dat een volgend verzoek van verzoekster tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. Th. S. Röell, voorzitter, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. G. Kaaij, mr. J.M. van de Laar, mr. J.H.P.  Smeets bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2011.

 

voorzitter                                                                                                                    griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 oktober 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoekster

-  verweerder

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.