Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-07-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1854

Zaaknummer

10-448H

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht tegen waarnemend deken over vernietiging processtuk. Verzet ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 27 juli 2011

in de zaak 10-448H

_______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

Mr. S.H.W. le Large

waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

Hieronymusplantsoen 12

3512 KV UTRECHT

v e r w e e r d e r

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 14 december 2010, bij de raad binnengekomen op 16 december 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 10 januari 2011 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing dezelfde dag is verzonden aan klager.

1.3 Bij verzetschrift van 18 januari 2011, door de raad ontvangen op 21 januari 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 19 april 2011, alwaar geen van partijen is verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

- de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager van 18 januari 2011, met bijlagen.

De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door klager te verzoeken een door Mr. I., in het kader van een door klager tegen Mr. I. ingediende klacht, ingediende conclusie van repliek te vernietigen.

2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, nu sprake is van een niet correcte en onrechtmatige procedure nu de raad twee verschillende referentienummers gebruikt in deze zaak en verweerder geen deken van de orde van advocaten is.

Feiten

3.1 Voor de feiten wordt verwezen naar de weergave van de feiten in de beslissing van 10 januari 2011 van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad. De feiten komen er, kort gezegd, op neer dat verweerder, die op verzoek van de deken het onderzoek als bedoeld in artikel 46 c verrichtte, klager heeft verzocht een door Mr. I., in het kader van een door klager tegen Mr. I. ingediende klacht, ingediende conclusie van repliek te vernietigen omdat de conclusie van repliek mede namens het kantoor van Mr. I. was ingediend en de klacht van klager – dat staat tussen partijen vast – zich alleen tegen Mr. I. richtte. Mr. I. heeft daarom een “nieuwe” conclusie van repliek ingediend, uitsluitend ten behoeve van haarzelf. Verweerder heeft deze “nieuwe” conclusie van repliek naar klager doorgezonden en klager verzocht de hem eerder toegezonden conclusie van repliek, die mede namens het kantoor van Mr. I. was ingediend, te vernietigen.

Beoordeling van het verzet

4.1 Met de (plaatsvervangend) voorzitter is de raad van oordeel dat de voorzitter de juiste maatstaf heeft gehanteerd ter toetsing van verweerders optreden als waarnemend deken en dat verweerder geen enkel tuchtrechtelijk verwijt valt te maken ten aanzien van zijn verzoek de eerder door hem aan klager doorgezonden conclusie van repliek te vernietigen. Niet in geschil is dat de eerder door verweerder aan klager doorgezonden conclusie van repliek mede ten behoeve van het kantoor van Mr. I. was ingediend. Evenmin is in geschil dat de klacht van klager zich uitsluitend tot Mr. I. richtte, en niet tot haar kantoor. Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door klager te verzoeken de hem eerder toegezonden conclusie van repliek te vernietigen. Overduidelijk is dat de klager later toegezonden conclusie van repliek immers ter vervanging van de hem eerder toegezonden conclusie van repliek strekte.

4.2 Overigens valt niet in te zien dat klager een tuchtrechtelijk te respecteren belang heeft bij deze klacht, nu niet valt in te zien dat hij door voormelde gang van zaken benadeeld is. Met betrekking tot hetgeen klager in zijn verzetschrift heeft aangevoerd wordt opgemerkt dat het juist is dat in de verwijzingsbeslissing een ander zaaksnummer is gebruikt dan in de onderhavige zaak. Dit is gevolg van de wijze van administratie voeren door de griffie van de raad. Klager is hierdoor niet benadeeld. Klager heeft evenmin belang bij de door hem in zijn verzetschrift genoemde verzoeken aan de raad om over andere kwesties een uitspraak te doen.

4.3 Nu het verzet overigens geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd die nopen tot verder onderzoek komt de raad tot de slotsom dat de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard, zodat het verzet ongegrond is. 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond;

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.E. van der Molen, mr. B. Roodveldt en mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. J. Meuleman als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 27 juli 2011.

voorzitter         griffier

Deze beslissing is in afschrift op 27 juli 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager;

- verweerder;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem; en

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.