Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-03-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA3003

Zaaknummer

5923

Inhoudsindicatie

Deken hoefde geen advocaat aan te wijzen voor procedure ten overstaan van kantonrechter nu daarvoor geen verpichte procesvertegenwoordiging geldt en overigens .. voor een kansloos geachte zaak. 

Uitspraak

 

         

21 maart 2011

No. 5923

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het beklag van

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen,

de deken.

 

1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet

Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 21 oktober 2010 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 3 november 2010 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

 

2. Het geding bij het hof

2.1  Het klaagschrift is op 4 november 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- antwoordmemorie van de deken;

- schrijven van klager aan het hof van 27 december 2010;

- schrijven van de deken aan het hof van 30 december 2010.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 17 januari 2011, waar klager is verschenen.

3. De feiten

3.1 Klager heeft zich tot de deken gewend in verband met een geschil met de verhuurster van zijn woning. Tot ongeveer 10 jaar geleden trad klager op als stand up comedian. Hij stelt slachtoffer te zijn van tegenwerking van zijn concurrenten en tevens dat de verhuurster van zijn woning op verzoek van deze concurrenten geluidsoverlast door medehuurders doet veroorzaken dan wel toelaat. Klager wenst hiertegen een verbodsactie te bewerkstelligen. Hij heeft, nadat hij volgens eigen opgave een groot aantal advocaten en instanties tevergeefs om hulp heeft gevraagd, de deken verzocht een advocaat aan te wijzen op de voet van artikel 13 Advocatenwet.

3.2 De deken heeft bij beslissing van 21 oktober 2010 het verzoek tot aanwijzing van een advocaat afgewezen op de grond dat voor het voeren van een procedure in een huurzaak in eerste aanleg geen verplichte procesvertegenwoordiging nodig is en zich derhalve de situatie als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet voordoet.

4. De beoordeling

4.1   Met de deken is het hof van oordeel dat, op grond van het feit dat voor het voeren van de voorgenomen procedure tegen de verhuurster in eerste aanleg bij de sector kanton van de rechtbank geen verplichte procesvertegenwoordiging nodig is, artikel 13 Advocatenwet geen toepassing kan vinden.

Ter zitting voerde klager aan dat hij het bestuur van de woningbouwvereniging en de gemeente ter verantwoording wil roepen en schadevergoeding wil eisen voor het veroorzaken van overlast door medehuurders. Het hof acht een procedure op grond van de niet met bewijs onderbouwde klacht, terwijl niet bekend is welke van de medehuurders de overlast zou veroorzaken, bovendien kansloos.

4.2 Het beklag van klager dient ongegrond te worden verklaard

5. De beslissing

Het hof

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen van 21 oktober 2010 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. R.W. de Ruuk, Ch. M.E.M. Paulussen, A.H.A. Scholten en W.A.M. van Schendel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2011.