Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-02-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1378

Zaaknummer

10-433A

Inhoudsindicatie

Een verzoek tot wraking kan op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet jo 512 t/m 518 Wetboek van Strafvordering worden gedaan, indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de tuchtrechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek moet krachtens artikel 513 lid 1 Wetboek van Strafvordering worden gedaan zodra genoemde feiten of omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden. Het indienen van een verzoek tot wraking op 1 december 2010 terwijl voornoemde feiten en omstandigheden klager reeds ter zitting van 4 oktober 2010 bekend waren, is te laat. Klager is niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. 

Uitspraak

BESLISSING d.d. 7 februari 2011

in de zaak 10-433A

De wrakingskamer van de raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 1 december 2010 binnengekomen verzoek van:

mevrouw mr.

v e r z o e k s t e r

tot wraking van:

mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, in haar hoedanigheid van voorzitster van de raad van discipline ter zitting van 4 oktober 2010

1. verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 1 december 2010, door de raad ontvangen op 1 december 2010, heeft verzoekster het wrakingsverzoek ter kennis van de wrakingskamer van de raad van discipline gebracht.

1.2 Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 17 januari 2011 in afwezigheid van verzoekster die zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Mr. A.P. Schoonbrood-Wessels was met bericht van verhindering afwezig. De gemachtigde van verzoekster heeft pleitnotities overgelegd.

1.3 De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van verzoekster aan de raad van discipline met producties, van het proces-verbaal ter zitting van 4 oktober 2010, van de brief van mr. A.P. Schoonbrood-Wessels aan de raad van 9 december 2010 en van de brief van verzoekster aan de raad van 2 januari 2011.

2. verzoek om wraking

2.1 Het wrakingsverzoek komt er kort gezegd op neer dat mr. A.P. Schoonbrood-Wessels manipulatie en intimidatie wordt verweten. De manipulatie is gelegen in de verwisseling van de WWFT (Wet ter voorkoming van Witwassen en Financiering van Terrorisme) en de WFT (Wet Financieel Toezicht) in het proces-verbaal van de zitting van 4 oktober 2010. De intimidatie is gelegen in de wijze waarop mr. A.P. Schoonbrood-Wessels de klacht van de deken in zijn brief van 26 februari 2010 ter zitting van 4 oktober 2010 heeft geformuleerd.

 

3. beoordeling van het verzoek

3.1 Een verzoek tot wraking kan op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet jo 512 t/m 518 Wetboek van Strafvordering worden gedaan, indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek moet krachtens artikel 513 lid 1 Wetboek van Strafvordering worden gedaan zodra genoemde feiten of omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden.

3.2 De feiten of omstandigheden die voor verzoekster aanleiding zijn geweest te twijfelen aan de (tucht)rechterlijke onpartijdigheid hebben zich alle voorgedaan op de zitting van 4 oktober 2010. Verzoekster was derhalve op die zitting bekend met die feiten of omstandigheden die voor haar aanleiding waren een wrakingsverzoek in te dienen. Daarmee heeft verzoekster gewacht tot 1 december 2010. Dat is te lang gezien het bepaalde in artikel 513 lid 1 Wetboek van Strafvordering. Verzoekster is dus niet ontvankelijk in haar verzoek. Het feit dat verzoekster kennelijk heeft gemeend het verzoek in te moeten dienen op het moment waarop zij kennis nam van het proces-verbaal van de zitting op of omstreeks 1 december 2010, maakt het voorgaande niet anders. Immers, nu de jegens mr. A.P. Schoonbrood-Wessels verweten gedragingen hun grondslag vinden in de wijze van behandeling op de zitting van 4 oktober 2010 had het op de weg van verzoekster gelegen op die zitting dan wel direct na afloop daarvan het wrakingsverzoek in te dienen.

BESLISSING:

De wrakingskamer van de raad van discipline verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. H.B. de Regt, mr. B. Roodveldt, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2011.

 

voorzitter         griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 februari 2011 per aangetekende brief verzonden aan partijen. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.