Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0849

Zaaknummer

09-326A

Inhoudsindicatie

Klacht van een advocaat tegen andere advocaat die handelde als bewindvoerder in een schuldsanering. Een kantoorgenoot van verweerder heeft onder de verantwoordelijkheid van verweerder tijdens een zitting geciteerd uit een brief van klager aan diens cliënt, welke brief in bezit van verweerder was gekomen vanwege haar bewindvoerderschap. Verweerder heeft zich niet zodanig gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klacht ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

   BESLISSING d.d. 13 juli 2010

in de zaak 09-326A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 1 december 2009 bij de raad binnengekomen klacht van:

De heer mr.

k l a g e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 14 augustus 2009 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend.

1.2 Bij brief van 30 november 2009, welke door de raad is ontvangen op 1 december 2009, heeft de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam van 27 april 2010 in aanwezigheid van partijen.

1.4 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.2 genoemde brief van de waarnemend deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 10, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

 

De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster ter zitting, waar zij als bewindvoerder aanwezig was, goed heeft gevonden, althans niet heeft belet dat haar kantoorgenoot die namens verweerster het woord voerde, citeerde uit een brief van klager aan zijn cliënt, over welke brief verweerster, in haar hoedanigheid van bewindvoerder, de beschikking had gekregen.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm, zoals deze is neergelegd in artikel 46 Advocatenwet, geschonden.

Feiten

3.1 Ten aanzien van een cliënt van klager is, bij vonnis van 14 maart 2008, toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van verweerster tot bewindvoerder. Verweerster heeft te behandeling van de schuldsanering overgedragen aan een kantoorgenoot die zelf geen advocaat is.

3.2 Verweerster, althans haar kantoorgenoot, heeft op enig moment om tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling verzocht (mede) omdat de saniet structureel weigerde te reageren op verzoeken om informatie. De behandeling in hoger beroep van het verzoek om tussentijdse beëindiging heeft op 11 augustus 2009 plaatsgevonden ter zitting bij het gerechtshof te Amsterdam.

3.3 Op enig moment voorafgaande aan de zitting van 11 augustus 2009 heeft klager aan zijn cliënt (de saniet) een brief gestuurd waarin klager (onder meer) heeft geschreven: “Wat moet ik in godsnaam op de zitting aanvoeren?”. Verweerster, althans haar kantoorgenoot, heeft uit hoofde van de functie van bewindvoerder de beschikking over die brief gekregen omdat alle post gericht aan de saniet via een postblokkade eerst bij de bewindvoerder terechtkomt en pas daarna bij de saniet zelf.

3.4 Ter zitting van 11 augustus 2009 waren zowel verweerster en haar kantoorgenoot als klager aanwezig. Tijdens de zitting heeft de kantoorgenoot van verweerster het hiervoor opgenomen citaat voorgelezen en daarbij vermeld dat zij uit een brief van klager aan de saniet citeerde.

De beoordeling van de klacht

4.1 De raad overweegt dat het optreden van de kantoorgenoot van verweerster is afgeleid van de bevoegdheden van verweerster en dat een advocaat in beginsel tuchtrechtelijk verantwoordelijk blijft voor het handelen van personeel of anderen die onder verantwoordelijkheid van de advocaat handelingen verrichten. Verweerster heeft geen omstandigheden aangevoerd die de raad aanleiding geven van die hoofdregel af te wijken.

4.2 Verweerster heeft aangevoerd dat de taakuitoefening van de advocaat als bewindvoerder niet behoort tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken. Voor de beoordeling van dat standpunt ziet de raad reden aansluiting te zoeken bij jurisprudentie van het Hof van Discipline in gevallen die het handelen van een advocaat als curator in faillissementen betreffen. De functie van een advocaat als curator in een faillissement vertoont immers grote gelijkenis met de functie van een advocaat als bewindvoerder in een schuldsanering. Volgens genoemde jurisprudentie is een advocaat als curator in faillissementen onderworpen aan het voor advocaten geldende tuchtrecht, met dien verstande dat hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt als hij zich bij de vervulling van het curatorschap zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Die maatstaf zal door de raad ook in de onderhavige kwestie worden gehanteerd.

4.3 De raad overweegt dat het een advocaat normaliter (ook tuchtrechtelijk) wordt aangerekend indien hij de vertrouwelijkheid schendt die geldt tussen een andere advocaat en diens cliënt. Dat geldt temeer indien dat ter terechtzitting en ter ondersteuning van eigen standpunten gebeurt. Daar staat tegenover dat de brief niet onrechtmatig in het bezit van verweerster was gekomen en dat het verweerster, uit hoofde van haar rol als bewindvoerder, was toegestaan de brief van klager aan zijn cliënt te openen en te lezen. Klager had een en ander kunnen voorkomen door op de envelop te vermelden dat het vertrouwelijke correspondentie van de advocaat aan zijn cliënt betrof.

4.4 De raad weegt ook mee dat verweerster het citaat niet zelf heeft voorgelezen en het voorlezen van het citaat bovendien een ter zitting en “in het vuur van de strijd” genomen besluit was van de kantoorgenoot van verweerster, zonder dat deze tevoren hierover met verweerster overleg had gepleegd. Hoewel verweerster, zoals hiervoor overwogen, verantwoordelijk is gebleven voor het handelen van haar kantoorgenoot is het, in het kader van de hiervoor genoemde maatstaf, van belang dat verweerster niet zelf heeft gehandeld en dat zij niet wist dat haar kantoorgenoot zou citeren uit de brief van klager.

4.5 De hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende is de raad van oordeel dat het verweerster had gesierd (in een eerder stadium) excuses aan te bieden voor de gang van zaken, maar dat zij zich bij de vervulling van het bewindvoerderschap niet zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De klacht is derhalve ongegrond.

 

 

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx voorzitter, mrs. A. de Groot, J.M. van de Laar, H.B. de Regt, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken op de openbare zitting van 13 juli 2010.

 

 

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 13 juli 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 – 548 46 07