Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0861

Zaaknummer

10-008A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van wederpartij. Een advocaat is niet verantwoordelijk voor de inhoud van een door een medisch deskundige uitgebrachte verklaring. Wel dient hij zorgvuldigheid te be-trachten een dergelijke verklaring te gebruiken in een procedure. Van onzorgvuldigheid in dit geval is niet gebleken. Met betrekking tot de overige klachtonderdelen geldt dat een advocaat in een procedure geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Hij dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat hem door zijn cliënt wordt verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van dat materiaal. Slechts in uitzonderingsgevallen is hij gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Van een uitzonderingsgeval is in deze zaak geen sprake. Klacht ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING d.d. 19 juli 2010

in de zaak 10-008A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 14 januari 2010 binnengekomen klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1.  verloop van de procedure:

1.1 Bij brief van 12 januari 2010, door de raad ontvangen op 14 januari 2010, heeft de deken van  de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 11 mei 2010 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft zich bediend van pleitnotities.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

a. de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 12 in de in die brief genoemde inventarislijst;

b. de door klager overgelegde pleitnotities;

c. het proces-verbaal van de zitting van 11 mei 2010.

2. de klacht:

2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a. zonder toestemming van klager een medische verklaring van de psychiater van klagers ex-echtgenote, waarin klager van strafbare feiten wordt beschuldigd, in het geding heeft gebracht;

b. op toevoegingsbasis heeft geprocedeerd terwijl hij wist dat zijn cliënte beschikte over vermogen in Rusland;

c. bekend was met het feit dat zijn cliënte onder een andere naam ongehuwd in Rusland stond ingeschreven, terwijl zij in Nederland als gehuwd stond geregistreerd, waardoor de cliënte van verweerder sociale fraude kon plegen;

d. documenten, waaronder belastingaangiften in het geding heeft gebracht, waarvan verweerder wist dat deze niet overeenkwamen met de werkelijkheid.

2.2. Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm, vastgelegd in art. 46 Advocatenwet, overtreden.

3. feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1. Verweerder staat de ex-echtgenote van klager bij als opvolgend advocaat in een echt-scheidingsprocedure.

3.2. Verweerder heeft daarbij een verklaring van de psychiater van zijn cliënte in het geding gebracht met ondermeer de volgende tekst:

“Zij werd binnen het huwelijk fysiek en geestelijk mishandeld en seksueel misbruikt.”

3.3. Klager heeft zich over die uitlating van de psychiater beklaagd bij het Regionaal Tuchtcol-lege Gezondheidszorg te Amsterdam. Dat college heeft de psychiater de maatregel van waarschuwing opgelegd bij beslissing van 14 april 2009.

3.4. De raad voor rechtsbijstand heeft aan klagers ex-echtgenote een tweetal toevoegingen verleend met de nummers 4FF4171 en 4GU0588. Eerstgenoemde toevoeging is afgege-ven aan de vorige advocaat van verweerders cliënte. Nadat verweerder de zaak had over-genomen heeft hij wijziging van de toevoeging gevraagd. De tweede toevoeging (in verband met tussentijds appel) is door verweerder aangevraagd en valt onder de wet ViValt die per 1 april 2006 in werking is getreden.

3.5. Bij brief van 11 augustus 2000 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan klagers ex-echtgenote bevestigd dat aan haar bij koninklijk besluit van 22 juli 2000 het Nederlanderschap is verleend met bepaling dat haar geslachtsnaam is gewijzigd van P. in N.

3.6. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2007 is tussen klager en zijn ex-echtgenote de echtscheiding uitgesproken en is de behandeling omtrent de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap alsmede de definitieve partneralimentatie pro forma aangehouden. De raad begrijpt dat in het kader van die procedure, verweerder op verzoek van de rechtbank financiële gegevens van klagers ex-echtgenote waaronder belastingaangiften en overige financiële documenten (die tevens betrekking hebben op vermogen in Rusland) in het geding heeft gebracht.

4. beoordeling van de klacht

4.1. Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij wordt voorop gesteld dat, volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline, het hoogste tuchtcollege in Ne-derland, bij de beoordeling van een dergelijke klacht ervan behoort te worden uitgegaan, dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt, de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt, en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot tenzij daarbij diens belangen no-deloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Genoemde vrijheid is niet absoluut, doch vindt haar beperking onder meer hierin dat een advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Met betrekking tot deze be-perking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

 onderdeel a

4.2. De raad stelt voorop dat de psychiater in de verklaring in de  in  3.2 geciteerde zin minst genomen een ongelukkige formulering heeft gebruikt. Evenwel is verweerder niet ver-antwoordelijk voor de inhoud van de verklaring. Verweerder heeft bovendien onweer-sproken aangevoerd dat hij in het belang van zijn cliënte de medische verklaring in het geding heeft gebracht ter ondersteuning van de stelling van zijn cliënte dat zij grotendeels arbeidsongeschikt was en derhalve alimentatie van klager behoefde. Hoewel verweerder er beter aan had gedaan de verklaring terug te sturen aan de psychiater met het verzoek die zin te schrappen alvorens deze in de procedure over te leggen, brengt het feit dat hij dat niet heeft gedaan niet mee dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Naar het oordeel van de raad is dit klachtonderdeel ongegrond.

onderdeel b

4.3. Nu verweerder onweersproken heeft aangevoerd dat hij de aan zijn cliënte verleende toe-voeging heeft laten wijzigen op zijn naam nadat hij de behandeling van de zaak had over-genomen valt hem geen tuchtrechtelijk verwijt te maken verband houdend met de ver-krijging van die toevoeging. De afgegeven toevoeging onder nummer 4GU0588 valt als onweersproken is gesteld onder de werking van ViValt. Dat betekent dat de gegevens omtrent het inkomen en vermogen op grond waarvan de raad voor rechtsbijstand de toe-voeging heeft afgegeven, rechtstreeks verkregen zijn van de belastingdienst die op zijn beurt weer gegevens verkrijgt van eventuele werkgevers, uitkeringsinstanties en door middel van aangifte van de burger zelf. Ook ten aanzien van het verkrijgen van deze toe-voeging treft verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klachtonderdeel b is on-gegrond.

 

onderdeel c

4.4. De raad overweegt dat wat er ook zij van klagers stelling dat verweerders cliënte onder verschillende namen en met uiteenlopende burgerlijke staat in Nederland en in Rusland zou zijn ingeschreven, niet valt in te zien hoe dat verweerder tuchtrechtelijk valt te verwij-ten. Dat verweerders cliënte daardoor sociale fraude zou hebben gepleegd is voorts niet komen vast te staan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

onderdeel d

4.5. Ter zake dit klachtonderdeel merkt de raad op dat verweerder slechts heeft voldaan aan verzoeken van de rechtbank door de onder 3.6. bedoelde stukken, afkomstig van zijn cli-ente, in het geding te brengen. Van verweerder kan, uitgaande van de hiervoor omschre-ven maatstaf, niet worden gevergd dat hij nader onderzoek zou doen naar de eventuele onjuistheid dan wel de eventuele discrepantie tussen de Nederlandse en Russische stuk-ken. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht op al de onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, H.B. de Regt, J.H.P. Smeets en S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2010.

 

voorzitter         griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 juli 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mo-gelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoon-nummer 076 -548 4607.

* * * * *