Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1110

Zaaknummer

10-076A + 10-077A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Hangt samen met beslissingen in 10-073A en 10-074A. Niet gebleken dat de advocaat vertrouwelijke informatie van de cliënte, de dochter van klager, aan de politie of officier van justitie heeft doorgegeven. Belangen van klager niet geschonden. Ook niet gebleken dat advocaat anderszins jegens klager buiten het betamelijke is getreden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 1 november 2010

in de zaken 10-076A en 10-077A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de be-slissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

1. Mevrouw mr.

2. Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r s

 

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 23 februari 2010, bij de raad binnengekomen op 25 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 maart 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 maart 2010 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 6 april 2010, door de raad ontvangen op 7 april 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 25 augustus 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die be-slissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 6 april 2010.

De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweersters in strijd met artikel 46 Ad-vocatenwet hebben gehandeld door (i) de politie te informeren over wat tussen ver-weersters en hun cliënte, de dochter van klager, is besproken, (ii) met de officier van justitie over klager te hebben gesproken en (iii) klager desgevraagd geen afschrift van het dossier te willen geven en de opvolgend advocaat in bevooroordeelde zin te zeggen dat ook niet te doen.

2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, blijkens de brief van 6 april 2010 in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijke ongegrond heeft verklaard. De voorzitter heeft miskend dat verweersters met de verweten gedragingen het ten aanzien van klager geldende vertrouwensbeginsel hebben geschonden.

Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitge-gaan.

3.2 De dochter van klager is in juli 2009 gearresteerd. Bij de aanhouding is door de politie geweld gebruikt, ten gevolge waarvan de dochter van klager lichamelijk letsel heeft op-gelopen. De dochter is na de aanhouding in verzekering gesteld en in het kader van piketdienst op 12 juli 2009 door verweerster sub 1 in haar cel bezocht. Op 14 juli 2009 heeft verweerster sub 2 de dochter van klager bezocht. Op 15 juli 2009 heeft de officier van justitie de dochter in vrijheid gesteld.

3.3 Op of omstreeks 17 juli 2009 heeft de dochter van klager ter zake van haar aanhouding een dagvaarding ontvangen en zich telefonisch tot verweerster sub 2 gewend. Op 20 juli 2009 hebben de dochter en verweersters de zaak op het kantoor van verweersters besproken. Klager heeft zich ongeveer halverwege bij de bespreking gevoegd. Tijdens de bespreking heeft klager aan verweersters gevraagd een verzoek te doen op grond van de WOB. Aan dat verzoek is geen gehoor gegeven.

3.4 Op 21 juli 2009 heeft verweerster sub 2 zich als raadsvrouw van de dochter van klager gesteld. Na herhaald verzoek bij het parket van de Officier van Justitie heeft verweer-ster sub 2 eind augustus 2009 een kopie van het strafdossier ontvangen.

 

3.5 Op 10 september 2009 heeft de dochter van klager aan verweersters bericht dat zij de getuigen nog niet heeft gesproken. De dochter van klager heeft in die email naar de stand van zaken met betrekking tot het WOB-verzoek gevraagd.

3.6 Op 14 september 2009 heeft verweerster sub 1 de dochter van klager bericht dat een getuigenverzoek prioriteit heeft boven een WOB-verzoek. In die email wordt een aan-tal data voorgesteld waarop het dossier met de dochter van klager zou kunnen worden besproken.

3.7 Kort na 14 september 2009 is er tussen verweersters en klager een verschil van inzicht ontstaan over de te volgen strategie. Klager heeft verweersters toen medegedeeld dat de behandeling van de zaak zal worden overgenomen door een andere advocaat.

3.8 Op 23 september 2009 heeft verweerster sub 2 het dossier aan de nieuwe advocaat overgedragen. De overdrachtsbrief bevat onder meer de volgende passage:

“ Nadat ik het dossier had ontvangen maakte ik een afspraak met cliënte om dat dossier te bespreken. Daarna, maar vóór de afspraak, kwam de vader van cliënte langs op kantoor en eiste op hoge toon een afschrift. Ik was er niet maar zou dat nooit aan hem afgegeven hebben zonder door cliënte daartoe gemachtigd te zijn- en dat was ik niet.

Aan dit dossier is nog iets kenmerkends: abusievelijk zijn de privé-gegevens van enkele verba-lisanten erin opgenomen. Ik zag en ik zie geen aanleiding die gegevens op indirecte wijze aan de vader te doen toekomen, ook niet als ik daartoe gemachtigd zou zijn door cliënte. Ik vind dat die privégegevens niet deel uitmaken van het dossier als bedoeld in de wet. Het leek mij goed u dat te laten weten.”

3.9 Klager heeft het strafdossier bij de nieuwe advocaat meegenomen. Op 12 oktober 2009 heeft de rechter-commissaris bij klager huiszoeking gedaan. Klager is daarbij aangehouden. Bij de huiszoeking is het strafdossier in beslag genomen.

Beoordeling van het verzet

4.1 De raad dient te beoordelen of verweersters de belangen van klager onnodig of one-venredig hebben geschonden zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend of dat verweersters anderszins hebben gehandeld of nagelaten dat een behoorlijk advo-caat niet betaamt. De raad oordeelt hierover als volgt.

4.2 Klager is niet de cliënt van verweersters. In zoverre hebben verweersters jegens hem dan ook in beginsel geen geheimhoudingsplicht. Klager heeft bij zijn verzet niet duidelijk gemaakt welke tussen verweersters en zijn dochter besproken informatie verweersters aan de politie zouden hebben medegedeeld. Verweersters hebben gemotiveerd ontkend de politie geïnformeerd te hebben over wat tussen hen en hun cliënte, de dochter van klager, is besproken. Nu ook niet is gebleken dat verweersters op dat punt anderszins buiten het betamelijke zijn getreden, kan hen dienaangaande geen tuchtrechterlijk verwijt worden gemaakt.

4.3 Met betrekking tot het telefonisch contact tussen verweersters en de Officier van Justi-tie en het schriftelijk contact van verweerster sub 2 met de opvolgende advocaat is de raad evenmin van oordeel dat verweersters de belangen van klager onnodig of onevenredig hebben geschonden of verweersters anderszins jegens klager hebben gehandeld of nagelaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, nu verweerster sub 2 met betrekking tot het telefoongesprek onbetwist heeft gesteld dat zij daarin uitsluitend heeft aangegeven dat zij wegens een verschil van inzicht over de te volgen strategie de belangen van de dochter van klager niet meer behartigde en in de brief alleen wordt aangegeven waarom verweersters het dossier niet zonder meer aan klager wilden afgeven.

4.4 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond heeft verklaard en dat het door klager ingestelde verzet niet slaagt. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klachten en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard. De raad komt dientengevolge niet toe aan het verzoek ex artt. 48 lid 7 en 48b lid 1 Advocatenwet.

BESLISSING:

De raad van discipline:

-              verklaart het verzet ongegrond;

Aldus gewezen door Mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, M.L.F.J. Schyns, J.J. Trap en S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2010.

voorzitter         griffier

Deze beslissing is in afschrift op 1 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweersters

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.