Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1066

Zaaknummer

R. 3417/10.47

Inhoudsindicatie

Afweging van het belang van de waarheidsvinding voor de cliënt en de jegens de wederpartij in acht te nemen zorg. Belang van de waarheidsvinding weegt in casu zwaarder. Klacht ongegrond.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1Bij brief van 30 december 2009 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven

onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 16 maart 2010.

1.2   De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage

hebben gelegen.

1.3De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 14 juni 2010.

Ter zitting zijn klaagster en verweerder verschenen. Klaagster werd ter zitting bijgestaan door mr. F, advocaat te Amsterdam. Verweerder werd ter zitting

bijgestaan door mr. S., kantoorgenoot en tevens advocaat te R.

 

FEITEN

2.1  Verweerder behartigt de belangen van de voormalig echtgenoot van klaagster in onder meer een kort gedingprocedure die ziet op concurrerende

werkzaamheden van klaagster jegens een onderneming die partijen ooit samen zijn gestart.

2.2   In deze procedure is door verweerder e-mail correspondentie tussen klaagster en haar advocaat overgelegd.

 

KLACHT

3.  Klaagster verwijt verweerder, dat hij:

 

a.  zijn cliënt niet behoort te enthousiasmeren om door te gaan met het  verwerken van informatie waarvan, zelfs al was deze niet onrechtmatig verkregen, verweerder wist of moest begrijpen dat die betreffende informatie absoluut niet bedoeld was voor zijn cliënt. Verweerder heeft kennelijk nagelaten zijn cliënt te wijzen op strafrechtelijke en andere consequenties van het gedurende meer dan een jaar kennis nemen van informatie die volstrekt helder en duidelijk niet was bedoeld voor zijn cliënt en heeft zijn cliënt niet geadviseerd hiermee te stoppen, maar heeft hem aangemoedigd daarmee voort te gaan;

b.  aan de rechter een onvolledig beeld van de zaak heeft gegeven, de rechter heeft misleid door zijn cliënt te adviseren althans toe te staan om de middels computervredebreuk  verkregen informatie van klaagster te bewerken ;

c.  aan de rechter heeft willen voorhouden dat de overgelegde informatie een juist en volledig beeld gaf van de gang van zaken, waarbij verweerder meende dat hij deze correspondentie nu juist moest overleggen, omdat de wederpartij de regels van artikel 21 Burgerlijke Rechtsvordering zou hebben geschonden. In een dergelijk geval moet diezelfde advocaat niet aan “cherry picking” gaan doen.

 

VERWEER

4.   Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Verweerder heeft gesteld dat de betreffende e-mail correspondentie niet onrechtmatig is verkregen, dat de vermeende strafrechtelijke aspecten niet aan de

 orde zijn en dat de cliënt van verweerder rechtmatig toegang had tot de e-mailaccount van klaagster. Verweerder betwist dat hij zijn cliënt heeft aangezet dan wel

 heeft geënthousiasmeerd op de wijze zoals door klaagster gesteld.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2 Verweerder heeft gesteld dat zijn cliënt geen computervredebreuk heeft gepleegd. Klaagster heeft het goed gevonden dat de cliënt van verweerder toegang

 had tot de betreffende e-mailaccount. Verweerder heeft voorts gesteld dat overlegging van de betreffende e-mailcorrespondentie het processueel belang van zijn

 cliënt diende, nu aangetoond moest worden dat klaagster zakelijke activiteiten verborgen hield. Klaagster wilde daarmee in de procedure tot scheiding en deling ten

 koste van de cliënt van verweerder haar voordeel doen. Het betreft in casu geen doorsnee echtscheidingsprocedure of zakelijk geschil maar een kwestie waarbij

 een partij op basis van onwaarheden ten koste van de andere partij zich trachtte te bevoordelen. Verweerder heeft betwist dat hij zijn cliënt heeft geadviseerd de

 betreffende e-mail berichten te bewerken dan wel wist dat deze bewerkt waren.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3 Verweerder heeft voorts gesteld dat hij aan zijn cliënt heeft aangegeven dat hij alleen correspondentie wilde ontvangen van de e-mailaccount waarvan zijn de

 cliënt had medegedeeld toestemming te hebben gekregen om te mogen raadplegen. Verweerder heeft gesteld dat het in het belang van zijn cliënt was de

betreffende informatie te overleggen.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5. Ten aanzien van de klachtonderdelen a t/m c

5.1De Raad ziet aanleiding de klachtonderdelen a tot en met c gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen.

Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt.

Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze

worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het

algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er

aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het

optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

 

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a is in het onderhavige geval noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem

 toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel anderszins zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dat klager een andere

 visie over de feiten heeft dan de cliënt van verweerder, betekent niet dat het verweerder niet vrij zou staan om de door zijn cliënt aangehangen visie over de feiten

 te verdedigen en ter zitting naar voren te brengen. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder zijn cliënt heeft geënthousiasmeerd dan wel geadviseerd om

 kennis te nemen van e-mail correspondentie die kennelijk niet voor hem was bedoeld.

 

5.3 Wat betreft de klachtonderdelen b en c is evenmin uit de stukken of anderszins gebleken dat verweerder heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk

 advocaat betaamt. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder zijn cliënt heeft geadviseerd de verkregen e-mail correspondentie te bewerken. Uit de stukken en

 het gestelde ter zitting volgt dat verweerder de belangen van zijn cliënt heeft behartigd, zoals ook zijn taak was, zonder dat de belangen van klaagster nodeloos en

 op ontoelaatbare wijze zijn geschaad. Het lag immers op de weg van klaagster in de betreffende procedure om aan te tonen dat de betreffende e-mail

 correspondentie zou zijn bewerkt en – zoals klaagster stelt – geen volledig beeld van de zaak gaf.

 

5.4 Het is de Raad op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat door een administratieve fout de cliënt van verweerder toegang bleef

 houden tot het e-mailaccount van klaagster. De Raad stelt vast dat de cliënt van verweerder kennis heeft genomen van informatie die duidelijk niet voor hem

 bestemd was. Niet is echter komen vast te staan dat verweerder kennis heeft genomen van de e-mailberichten waarin werd gesproken over het voornemen van

 het leggen van beslag op vermogensbestanddelen van de cliënt van verweerder en/of een exemplaar van de concept pleitaantekeningen van de advocaat van

 klaagster ten behoeve van de zitting in kort geding. Verweerder heeft gesteld dat hij een selectie van de e-mail berichten heeft ontvangen van de advocaat die de

 cliënt van verweerder in het kader van de echtscheidingsprocedure bijstaat.

 

5.5 Mede met het oog op het belang van de waarheidsvinding oordeelt de Raad dat verweerder met het overleggen van de betreffende e-mailcorresponden-tie de

 tuchtrechtelijke grenzen weliswaar heeft opgezocht, maar niet heeft overschreden. De klachtonderdelen a t/m c zijn derhalve ongegrond .

 

BESLISSING

6.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

            -           verklaart de klachtonderdelen a t/m c ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2010.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.