Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-03-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0359

Zaaknummer

09-227A

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder onvoldoende bijstand en informatievoorziening. Klacht ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 2 maart 2010

in de zaak 09-227A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 13 augustus 2009 bij de raad binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

Mevrouw

v e r w e e r s t e r

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 2 maart 2009 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend.

1.2 Bij brief van 11 augustus 2009, welke door de raad is ontvangen op 13 augustus 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement te Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam van 15 december 2009 in aanwezigheid van partijen.

1.4 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 16, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

 

De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster:

a) het standpunt van klager dat hij hoe dan ook in dienst wilde blijven van zijn werkgever in zijn eigen functie onvoldoende heeft verdedigd en dat zij klager dikwijls “dwong” tot een bepaalde beslissing;

b) klager niet of niet voldoende op de hoogte heeft gebracht van de gevolgen van de intrekking van de toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand op grond van de resultaatsbeoordeling; en

c) nooit goed naar voren heeft gebracht dat onder bepaalde stukken van de werkgever een valse handtekening zou zijn geplaatst.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm, zoals deze is neergelegd in artikel 46 advocatenwet, geschonden.

Feiten

3.1 Verweerster heeft klager vanaf eind 2006 bijgestaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen klager en diens werkgever. Het geschil hield verband met klagers arbeidsongeschiktheid en met problemen bij de re-integratie van klager. Er is destijds door de werkgever van klager een ontbindingsverzoek ingediend en voor de behandeling daarvan is door verweerster een toevoeging aangevraagd voor klager. Het ontbindingsverzoek heeft niet tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst geleid en op grond van de toevoeging is aan verweerster een vergoeding uitgekeerd.

3.2 Bij brief van 11 juli 2007 is door de werkgever van klager een voorstel gedaan om alsnog overeenstemming te bereiken over beëindiging van het dienstverband. Dat voorstel is door klager niet geaccepteerd. Daarop is door de werkgever van klager op 9 augustus 2007 een nieuw verzoek ingediend strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Voor de behandeling van dat verzoek is door verweerster een nieuwe toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand. De toevoeging is verleend.

3.3 Nadat een mediation tussen partijen is mislukt heeft de kantonrechter te Amsterdam de arbeidsovereenkomst bij beschikking van 27 februari 2008 ontbonden met ingang van 1 april 2008 vanwege het ontbreken van de goede verstandhouding die voor een verdere samenwerking tussen partijen noodzakelijk was. Daarbij werd aan klager een vergoeding toegekend van € 25.000,00.

3.4 Bij brief van 29 augustus 2007 heeft verweerster aan klager een brief geschreven waarin verweerster aan klager uitlegde dat de Raad voor Rechtsbijstand, indien een aanvrager een vergoeding krijgt, na afloop van de zaak ook beoordeelt wat het financiële resultaat van de zaak is geweest en dat de grens ligt op 50% van het voor klager geldende heffingsvrije vermogen. In de brief staat bovendien het volgende: “Is de opbrengst meer, dan wordt de toevoeging ingetrokken. U moet dan alsnog alle kosten van de advocaat zelf betalen.” Verweerster heeft klager bij brief van 10 oktober 2007 een brochure toegezonden waarin informatie stond omtrent de verleende toevoeging. In die brochure is uitgelegd dat door de Raad voor Rechtsbijstand een resultaatsbeoordeling zal plaatsvinden en dat die beoordeling er toe kan leiden dat de aanvrager alsnog de kosten van de advocaat zelf moet betalen. In de brochure is de volgende tekst opgenomen “Als u door de werkzaamheden van uw advocaat een financiële vergoeding ontvangt, die meer bedraagt dan 50% van het van toepassing zijnde heffingsvrije vermogen, dan heeft u geen recht meer op een toevoeging. Deze wordt dan met terugwerkende kracht ingetrokken.” Klager heeft op 7 januari 2008 een verklaring ondertekend en daarbij tevens bevestigd dat hij begreep wat de verklaring behelsde. In de verklaring staat dat klager er door verweerster op is gewezen dat indien geen schikking zou worden bereikt onder een bedrag van € 19.698,00 er grote kans bestond dat een hoger bedrag bij vonnis zou worden toegewezen met als gevolg dat klager de advocaatkosten van € 170,00 per uur exclusief BTW en 5% kantoorkosten zou moeten voldoen. In de verklaring is opgenomen dat klager desalniettemin vonnis verlangt.

3.5 Na toewijzing van de vergoeding door de kantonrechter is de verleende toevoeging met terugwerkende kracht ingetrokken. De declaratie van verweerster bedraagt € 1.750,00 exclusief BTW.

De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht betreft het optreden van verweerster als klagers advocaat. De raad stelt voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De raad zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen. 

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a) overweegt de raad dat gezien het feitenverloop, zoals dat blijkt uit het klachtdossier, niet kan worden gezegd dat het standpunt van klager (dat hij hoe dan ook in dienst wilde blijven) onvoldoende naar voren is gebracht. Er zijn immers meerdere ontbindingsverzoeken ingediend waartegen met succes verweer is gevoerd; schikkingsvoorstellen van de werkgever zijn door verweerster overeenkomstig klagers wens afgewezen en er heeft een mediation plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft de kantonrechter een beschikking gewezen waarbij de arbeidsovereenkomst werd ontbonden vanwege het ontbreken van de goede verstandhouding die voor een verdere samenwerking tussen partijen noodzakelijk was onder toekenning van een vergoeding van € 25.000,--.  Uit het klachtdossier blijkt voorts dat verweerster de door haar voorgestane aanpak van de zaak steeds met klager heeft besproken en dat hij daarmee heeft ingestemd. Niet is komen vast te staan dat er van enige dwang van verweerster jegens klager sprake is geweest. Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

4.3 Klager verwijt verweerster tevens dat zij hem niet of niet voldoende op de hoogte zou hebben gebracht van de gevolgen van de intrekking van de toevoeging (klachtonderdeel b). Gelet op de brieven van verweerster aan klager van 29 augustus 2007 en 10 oktober 2007 en de verklaring die door klager op 7 januari 2008 is ondertekend, is de raad van oordeel dat dit verwijt niet terecht is. Klager heeft weliswaar de ontvangst van de brief van 29 augustus 2007 betwist maar nu dit de enige brief is die klager niet ontvangen zou hebben gaat de raad hieraan voorbij, nu er immers meerdere berichten van verweerster aan klager over dit onderwerp zijn geweest. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel c) overweegt de raad dat verweerster heeft aangevoerd dat de kwestie van de valse handtekening (voor zover juist) voor de behandeling van de ontbindingszaak niet van belang was. Klager heeft daartegenover niet met concrete feiten duidelijk gemaakt dat deze zienswijze van verweerster niet juist was. Uitgaande van de onder 4.1  gegeven maatstaf voor verweersters optreden was het aan verweerster om de relevantie van de verschillende aspecten van de zaak te beoordelen, en er is niet gebleken dat haar beoordeling niet juist was. Ook klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, P.W.M. Huisman, M.J.G.H. Verviers, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 maart 2010.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 2 maart 2010 per aangete¬kende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 – 548 46 07