Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0339

Zaaknummer

08-209A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Deze zou ernstig tekort zijn geschoten door griffierecht niet te voldoen waardoor het hoger beroep niet ontvankelijk werd verklaard en door na te laten de gronden van een verzetschrift aan te vullen waardoor het verzet niet ontvankelijk werd verklaard. Beide klachtonderdelen gegrond. Maatregel van berisping.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 februari 2010

in de zaak 08-209A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 6 augustus 2009 binnengekomen klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

De heer 

v e r w e e r d e r.

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 4 augustus 2009, door de raad ontvangen op 6 augustus 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 14 december 2009 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 tot en met 17 met bijlagen, genoemd in de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2. Klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, in strijd met artikel 46 Advocatenwet,

(a) ernstig tekortgeschoten is jegens klaagster in de behandeling van haar zaak door niet tijdig het griffierecht aan de Centrale Raad van Beroep te voldoen, waardoor het hoger beroep van klaagster niet ontvankelijk werd verklaard en klaagster ernstig werd benadeeld en schade heeft geleden;

(b) in de namens klaagster ingestelde verzetprocedure nagelaten heeft de gronden van het verzetschrift aan te vullen, zodat ook het verzet niet ontvankelijk werd verklaard en klaagster ernstig werd benadeeld en schade heeft geleden.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure met betrekking tot een WAO-uitkering bij de Centrale Raad van Beroep. Namens klaagster heeft verweerder op 29 november 2004 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam d.d. 11 oktober 2004. Omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan, heeft de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak van 22 maart 2005 het hoger beroep niet ontvankelijk verklaard.

3.3 Daartegen heeft verweerder op 10 mei 2005 verzet op nader aan te voeren gronden ingesteld. Verweerder is zowel bij brief van 13 mei 2005 als bij brief van 13 juni 2005 in de gelegenheid gesteld de gronden van het verzetschrift aan te vullen, doch heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Op de zitting van 11 november 2005 is verweerder zonder voorafgaand bericht niet verschenen. Een en ander heeft ertoe geleid dat het verzet bij uitspraak van 23 december 2005 door de Centrale Raad van Beroep niet ontvankelijk is verklaard.

3.4 Per 3 september 2007 heeft verweerder zich als advocaat laten uitschrijven.

3.5 In mei 2008 heeft klaagster contact met de rechtbank Utrecht gezocht die haar heeft meegedeeld dat haar verzet op 23 december 2005 niet ontvankelijk was verklaard en haar het advies gegeven heeft zich tot een andere advocaat te wenden, hetgeen klaagster vervolgens gedaan heeft.

3.6 Bij brieven van 24 juni 2008 en 1 juli 2008 heeft de opvolgend advocaat van klaagster verweerder laten weten dat sprake is van een ernstige beroepsfout en dat hij namens klaagster verweerder aansprakelijk stelt voor de schade die klaagster als gevolg van zijn handelen lijdt.  In zijn brief van 24 juni 2008 heeft de opvolgend advocaat van klaagster verweerder ook het verwijt gemaakt dat hij zijn cliënte jarenlang voorgehouden heeft dat haar zaak nog steeds onder de rechter was terwijl hij op dat moment wist of kon weten dat zijn cliënte in haar verzet niet ontvankelijk was verklaard.

3.7 Verweerder heeft de kwestie vervolgens bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar gemeld. Aan de opvolgend advocaat van klaagster heeft verweerder bij brief van 23 oktober 2008 laten weten dat zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, wegens uitblijven van betaling van de verzekeringspremies, de verzekering met terugwerkende kracht geannuleerd heeft waardoor een mogelijke beroepsfout niet meer was gedekt door de polis van verweerder.

3.8 Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld niet aansprakelijk te zijn voor de door klaagster geleden schade en te kennen gegeven dat bovendien sinds 26 mei 2008 de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing is verklaard, zodat een eventuele schadeclaim onder die regeling zou vallen.

4. Beoordeling onderdeel (a) van de klacht

4.1 Een advocaat is niet verplicht om griffiegelden voor te schieten; wel rust op een advocaat de plicht om zijn cliënt te waarschuwen voor de gevolgen van het niet betalen van griffierecht en om zich ervan te vergewissen dat bewijsrechtelijk vastligt dat zijn cliënt die waarschuwing ontvangen heeft. Hiervan is niets gebleken. Onderdeel (a) van de klacht wordt derhalve gegrond bevonden.

 

5. Beoordeling onderdeel (b) van de klacht

5.1 Onderdeel (b) van de klacht is als feitelijk niet weersproken komen vast te staan . Ook dit onderdeel van de klacht wordt derhalve gegrond bevonden.

6. Maatregel

6.1 Met het voorgaande staat vast dat verweerder tekort geschoten is in de zorgplicht die hij ten opzichte van zijn cliënt in acht behoort te nemen. Hem wordt de maatregel van berisping opgelegd.

BESLISSING:

de raad van discipline:

- verklaart onderdeel (a) en (b) van de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door Mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, H.B. de Regt, M.W. Schüller, M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. M.J.J. de Bontridder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2010.

 

voorzitter          griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 februari 2010 per aangete¬kende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipli¬ne worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post 

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 46 08.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie: 076 - 548 46 07.

* * * * *