Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0719

Zaaknummer

09-311U

Inhoudsindicatie

 De klacht in de zaak 09-311 U betreft onder andere dat verweerder mr. B. zich gedurende langere tijd stelselmatig schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden van onjuiste informatie over klagers, het afdreigen en het per Sms belagen van klagers. De stelselmatige verspreiding van onjuiste informatie door verweerder vormt een grove veronachtzaming. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij slechts informatie verspreidt, indien hij zeker weet dat deze juist is. Als hij het niet weet, dient hij hier nader onderzoek naar te verrichten. Verweerder mr. B. had zich dienen te realiseren dat de inhoud van zijn verklaringen de kern van de activiteiten van een beursgenoteerd fonds raakt. Bovendien had hij zich in dat verband moeten realiseren dat extra voorzichtigheid is geboden, omdat hij in de media een bepaalde naam heeft verworven, waardoor een zekere waarde aan zijn verklaringen wordt gehecht. Het feit dat verweerder mr. B. rechtstreeks meerdere malen Sms-berichten stuurt aan de wederpartij, terwijl deze een advocaat heeft, past een advocaat niet. Klacht gegrond, 1 maand schorsing.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 16 juni 2010

in de zaken 09-304 A en 09-311 U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 19 november 2009 binnengekomen klacht (09-311 U) binnengekomen klacht van:

 

k l a g e r s

tegen:

De heer mr.

3508 SB UTRECHT

v e r w e e r d e r

alsmede de op 12 november 2009 binnengekomen klacht (09-304 A) van:

De heer mr.

k l a g e r

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brieven van 12 en 17 november 2009, bij de raad binnengekomen op 12 en 19 november 2009 hebben de dekens van de orde van advocaten van de arrondissementen Utrecht en Amsterdam de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klachten zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van 12 april 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brieven van de dekens aan de raad, alsmede van de stukken als genoemd in de bij die brieven gevoegde inventarislijsten.

2 De klachten

 De zaak 09-311 U:

2.1  De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

  

 a) zich gedurende langere tijd stelselmatig schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden van onjuiste informatie over klagers;

b) zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging door te kennen te geven dat hij door zou gaan met zich negatief uit te laten over klagers indien zij hun klachten jegens hem bij de AFM, het OM en de Utrechtse Orde van Advocaten niet zouden intrekken;

c) zich schuldig heeft gemaakt aan ‘stalking’ door het rechtstreeks en aanhoudend telefonisch belagen van functionarissen van klagers.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klagers de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

De zaak 09-304 A:

2.3 Verweerder in de zaak 09-311 U is klager in de zaak 09-304 A (hierna ook: mr. B.). De raadsman van klagers in de zaak 09-311 U is verweerder in de zaak 09-304 A (hierna ook: mr. H.).

2.4 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder stelselmatig een aantal kwetsende en grievende uitlatingen over klager heeft gedaan, te weten:

a) in een e-mail van 16 maart 2009 te hebben geschreven: “Het wordt echt tijd dat u uw leven betert en gewoon weer uw werk gaat doen zoals alle advocaten in dit land”;

b) bij zijn pleidooi in het kort geding een passage uit een boek gewijd aan Napoleon en Hitler heeft voorgelezen en daar de strekking aan heeft verbonden dat klager boven de wet zou staan. De cover van dat boek met daarop groot de namen en de portretten van de staatslieden in kwestie lag daarbij duidelijk zichtbaar voor de voorzieningenrechter;

c) na afloop van dat kort geding onder meer de navolgende uitlatingen heeft gedaan jegens klager: “You messed up with the wrong marine”, “You get war”, “Bezoek eens een psychiater”, “Dit wordt jouw Waterloo”;

d) een uitlating op Quotenet heeft geplaatst of doen plaatsen: “Kortom: het is geen belegging in lucht want de stenen staan er echt, tot wel dertig verdiepingen hoog. B. zou er dus zo tegenaan kunnen rijden. Of er af kunnen springen.”

2.5 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klagers in de zaak 09-311 U (hierna ook: H.) houden zich bezig met vastgoedbeleggingen. Mr. B. behartigt de belangen van beleggers in vastgoedconstructies. In het blad Vastgoedmarkt van februari 2009 heeft mr. B. over klagers een aantal uitlatingen gedaan onder andere inhoudende dat er jegens hen een onderzoek loopt door de Amerikaanse toezichthouder SEC. H. is van oordeel dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn. Mr. H., de raadsman van H, heeft in dat kader de deken verzocht er bij de Nederlandse Orde van Advocaten op aan te dringen dat zij publiekelijk afstand van de uitlatingen van mr. B. zou nemen. Ook heeft mr. H. namens H. wegens (onder andere) deze uitlatingen mr. B. in een kort geding betrokken. In de aanloop naar, tijdens en na afloop van het kort geding heeft het geschil tussen partijen zich verhard.

3.2 Op 17 maart 2009, voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het kort geding, heeft mr. B. mr. H. telefonisch benaderd teneinde een schikking te beproeven. Mr. H. heeft naar aanleiding van dat telefoongesprek verweerder een e-mail gestuurd met de tekst: “Het wordt echt tijd dat u uw leven betert en gewoon weer uw werk gaat doen zoals alle advocaten in dit land.” Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding op 17 maart 2009 heeft mr. H. een passage uit een boek over Napoleon en Hitler voorgedragen. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft mr. H onder meer het volgende tegen mr. B. gezegd: “Bezoek eens een psycholoog”, “If you start a war, you get a war”, “You messed up with the wrong marine” en “dit wordt jouw Waterloo”. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 1 april 2009 beslist dat mr. B. zijn uitlating omtrent H. en de SEC moet rectificeren. Mr. B. heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Door beide partijen is ter zitting van de raad bevestigd dat het vonnis in appel is bekrachtigd.

3.3 Partijen hebben zich vervolgens jegens journalisten over en weer over hun geschil uitgelaten. Mr. H. heeft op Quotenet onder andere het volgende opgemerkt: “Kortom: het is geen belegging in lucht, want de stenen staan er echt, tot wel dertig verdiepingen hoog. B. zou er dus zo tegen aan kunnen rijden. Of er af kunnen springen.” Mr. B. heeft in de Telegraaf onder andere beweerd dat hij en zijn gezin in opdracht van H. worden gevolgd.

3.4 Mr. B. en mr. H. hebben tegen elkaar aangifte gedaan bij justitie in verband met smaad, laster en/of belediging. De hoofdofficier van justitie heeft per brief van 10 april 2009 te kennen gegeven de aangifte van mr. B. niet verder in behandeling te nemen.

3.5 In augustus 2009 is een interview met mr. B. in het maandblad Miljonair geplaatst. In het kader van dit interview heeft mr. B. wederom een aantal uitlatingen gedaan over H. Daarbij heeft hij verwezen naar de verkiezing van de “Nederlandse Madoff” die via de website van zijn kantoor werd georganiseerd. In september 2009 heeft mr. B. aangifte gedaan jegens H. in verband met beleggingsfraude, welke aangifte in handen van de media is gekomen. H. heeft mr. B. onder andere vanwege deze uitlatingen opnieuw in kort geding gedagvaard. De voorzieningenrechter heeft mr. B. bij vonnis van 21 oktober 2009 veroordeeld om zich op een aantal punten niet nog langer publiekelijk uit te laten over H.

3.6 Mr. B heeft in bovenbedoelde periode een aantal, tenminste drie tot vier, sms-berichten gestuurd en/of doorgezonden naar (functionarissen van) H.

4 Beoordeling

De zaak 09-311 U:

Ad klachtonderdeel a

4.1 Klachtonderdeel a bevat de klacht dat verweerder, mr. B., zich gedurende langere tijd stelselmatig schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden van onjuiste informatie over klagers. Voorop dient te worden gesteld dat de stelling van verweerder dat de civielrechtelijke procedure aan de tuchtrechtelijke procedure in de weg zou staan, niet kan worden gevolgd. Het is weliswaar een deels overlappend feitencomplex, maar het betreft een geheel van elkaar verschillend toetsingskader.

 

4.2 Voor wat betreft het verspreiden van informatie, mag in het algemeen van een advocaat worden verwacht dat hij dit slechts doet, indien hij zeker weet dat deze juist is. Dat geldt te meer indien de informatie in de media wordt verspreid. Indien de informatie van zijn cliënt afkomstig is, is deze grondige controle voor de advocaat in mindere mate vereist. In dit geval betreft het geen informatie afkomstig van een of meer cliënten van verweerder. Van verweerder had derhalve mogen worden verwacht dat hij zijn verklaring over het onderzoek van de SEC eerst op juistheid had gecontroleerd, alvorens deze in de media te verspreiden. Het verweer dat er zoveel geruchten over de SEC en klagers de ronde deden, levert geen rechtvaardiging op voor de gebezigde beschuldiging, mist bovendien feitelijke grondslag en staat tot slot haaks op de tijdens de zitting gegeven verklaring van verweerder dat er niets aan de hand was met klagers. Juist indien er sprake is van geruchten mag van een advocaat worden verwacht dat hij deze nader onderzoekt.

4.3 Dit geldt ook ten aanzien van de uitlating “Nederlandse Madoff”, waarbij een zelfde soort patroon van handelen is waar te nemen. Verweerder heeft op ongefundeerde wijze klagers in de media met “Madoff” vergeleken, waarbij mede gelet op de naam die verweerder in het publieke domein heeft verworven, de indruk wordt gewekt dat er sprake zou kunnen zijn van fraude. Het verweer dat de uitlating niet serieus was bedoeld, maar dat dit een grap was van een kantoorgenoot acht de raad niet alleen ongeloofwaardig, maar geeft ook aan dat verweerder onvoldoende inzicht heeft in de gevolgen die zo een opmerking voor anderen heeft.  

4.4 De uitlating van verweerder tegen De Telegraaf dat H. opdracht zou hebben gegeven hem en zijn gezin te achtervolgen staat in schril contract met de mededeling ter zitting gedaan dat klagers niets valt te verwijten. Met de twee kort geding vonnissen staat de onrechtmatigheid van deze en overige uitlatingen vast en is bovendien het stelselmatig karakter hiervan gegeven. 

4.5 De stelselmatige verspreiding van onjuiste informatie door verweerder vormt een grove veronachtzaming van de door een advocaat in acht te nemen betamelijkheid. Verweerder had zich dienen te realiseren dat de inhoud van zijn verklaringen de kern van de activiteiten van een beursgenoteerd fonds, waarbij een goede informatievoorziening van wezenlijk belang is, raakt. Bovendien had verweerder zich in dat verband moeten realiseren dat extra voorzichtigheid is geboden, omdat hij in de media een bepaalde naam heeft verworven, waardoor door sommigen een zekere waarde aan zijn verklaringen wordt gehecht. Mede gelet op de stukken in het klachtdossier, kan de raad zich niet aan de indruk onttrekken dat deze uitlatingen (vooral) bedoeld waren om cliënten te werven. Het valt verweerder aan te rekenen zijn eigen (commerciële) belang met voorbijgaan aan de rechten en belangen van derden op zodanige wijze na te streven.

4.6 Gelet op het voorgaande is dit klachtonderdeel gegrond.

 

Ad klachtonderdeel b

4.7 Klachtonderdeel b bevat de klacht dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging door te kennen te geven dat hij door zou gaan met zich negatief uit te laten over klagers indien zij hun klachten jegens hem bij de AFM, het OM en de Utrechtse Orde van Advocaten niet zouden intrekken.

4.8 In het algemeen kan de gang van zaken zoals deze blijkt uit de e-mail van 17 maart 2009 toelaatbaar zijn, ook omdat er tussen partijen een advocaat stond. In dit geval is het voor de raad niet vast te stellen wat er feitelijk is gezegd en wat de lading hiervan was. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c

4.9 Klachtonderdeel c bevat de klacht dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan ‘stalking’ door het rechtstreeks en aanhoudend telefonisch belagen van functionarissen van klagers.

4.10 Hoewel de inhoud van de sms-berichten niet in het dossier is aan te treffen, heeft verweerder toegegeven dat drie tot vier sms-berichten door hem rechtstreeks aan functionarissen van klagers. zijn doorgestuurd. Zijn verweer dat hij zelf partij in deze was, slaagt niet, omdat het hem duidelijk was dat zijn wederpartij een advocaat had. Daarenboven is het de raad gebleken dat verweerder naar believen van stelling wijzigt of hij wel of niet voor cliënten optreedt, dan wel zelf partij is. Het feit dat verweerder rechtstreeks meerdere malen sms-berichten stuurt aan de wederpartij, terwijl deze een advocaat heeft, past een advocaat niet. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

De zaak 09-304 A:

Ad klachtonderdeel a

4.11 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, mr. H., stelselmatig een aantal kwetsende en grievende uitlatingen over klager, mr. B., heeft gedaan.

De raad is van oordeel dat de desbetreffende uitlatingen in beginsel in het verkeer tussen advocaten minder gepast zijn. De uitlatingen moeten echter worden gezien in de context  van het debat, zoals zich dat tussen klager en verweerder heeft ontwikkeld. In dat kader is bovendien het citaat van klager uit het interview met Nieuwe Revu relevant: “En laten we wel wezen, ik heb heel veel gezegd over andere mensen en instanties. Dan moet je een dikke huid hebben als het eens over jou gaat, het is uitdelen en incasseren.” Mede tegen de achtergrond van deze uitlating is de raad van oordeel dat verweerder met bedoelde uitspraken in dit geval de grens van de betamelijkheid niet heeft overschreden.

De klacht is in al haar onderdelen ongegrond.

5 Maatregel

5.1 De raad neemt bij het bepalen van de maatregel die aan mr. B. zal worden opgelegd in aanmerking dat hij op een tweetal onderdelen tuchtrechtelijk zeer laakbaar heeft gehandeld, waarbij hij heeft laten zien met name oog te hebben voor zijn eigen belangen zonder zich om de belangen van anderen te bekommeren. Bij het bepalen van de maatregelen neemt de raad ook de antecedenten van mr. B. in aanmerking. Omdat de raad enerzijds een andere straf in dit geval niet passend acht en de raad anderzijds rekening houdt met de onvoorwaardelijke schorsing ex artikel 60b Advocatenwet die reeds aan mr. B. is opgelegd, acht hij een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van een maand passend en geboden. 

BESLISSING:

De raad van discipline:

in de zaak 09-311 U:

- verklaart de klachtonderdelen a en c gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- legt aan mr. B. op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand;

- bepaalt dat de schorsing ingaat 14 dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing. De schorsing gaat echter niet eerder in dan na afloop van alle eventuele voorafgaande schorsingen en zal niet ten uitvoer worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

in de zaak 09-304 A:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. M. Gaasbeek-Wielenga, H.C.M.J. Karskens, M.W. Schüller, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2010.

 

voorzitter       griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder in de zaak 09-311 U, tevens klager in de zaak 09-304 A

- klagers in de zaak 09-311 U

- verweerder in de zaak 09-304 A

- de dekens van de orde van advocaten in de arrondissementen Amsterdam en Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder in de zaak 09-311 U

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klagers in de zaak 09-311 U

- verweerder in de zaak 09-311 U, tevens klager in de zaak 09-304 A

- de dekens van de orde van advocaten in het arrondissementen Amsterdam en Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie  

076 – 548 4607.