Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0973

Zaaknummer

5521

Inhoudsindicatie

Verweerder nam strafzaak over zonder overleg met klager af te wachten/mogelijk te maken. Gegrond.

Uitspraak

 

         

11 juni 2010

No.  5521

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 26 mei 2009, onder nummer 08-316A, aan partijen toegezonden op 26 mei 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 25 juni 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 april 2010, waar klager en verweerder, vergezeld door zijn advocaat, zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat verweerder zich onbehoorlijk en onzorgvuldig heeft opgesteld bij de overname van een tweetal strafzaken van klager. Meer specifiek zou verweerder:

(a) met betrekking tot de overname van de zaak van mevrouw R. zonder toestemming van klager de naam van klager hebben laten doorhalen op de bodelijst van de raadkamer te Schiphol terwijl hij bovendien zelf te laat kwam voor de zitting;

(b) in de advocaten kamer bij klager de stukken hebben opgeëist om mevrouw R. alsnog ter zitting te vertegenwoordigen en hebben medegedeeld dat hij een klacht tegen klager zou indienen daaraan toevoegend: “ik maak jullie kapot”;

(c) in de zaak van mevrouw M. klager schriftelijk hebben meegedeeld dat mevrouw M. hem had benaderd om de zaak over te nemen terwijl tijdens een bezoek aan haar bleek dat verweerder niet door mevrouw M. was benaderd, maar door iemand anders was gebeld. Klager heeft daarom bezwaar gemaakt tegen de overname van de zaak en hem opgedragen Mevrouw M. niet te gaan bezoeken. Verweerder heeft mevrouw M. toch bezocht.

4. De feiten

4.1. In augustus 2007 heeft klager mevrouw R. als piketadvocaat bijgestaan. In het weekend voorafgaande aan de raadkamerzitting op 22 augustus 2007 waar mevrouw R. moest verschijnen, heeft mevrouw R. aan klager meegedeeld dat zij zich verder door “mr. R” (hof: verweerder) wilde laten bijstaan. Klager heeft mevrouw R. daarop verzocht hem de naam van de nieuwe advocaat schriftelijk te bevestigen met vermelding van het adres waar hij het dossier aan zou kunnen zenden. Verweerder heeft klager vervolgens bij fax van 21 augustus 2007 verzocht het dossier aan verweerder over te dragen met de mededeling dat hij mevrouw R. op de raadkamerzitting zou bijstaan.

4.2. Op de raadkamerzitting van 22 augustus 2007 zijn zowel klager als verweerder verschenen. klager heeft toen vastgesteld dat verweerder de bode reeds had geïnformeerd dat hij in plaats van klager voor mevrouw R. zou optreden. Op verzoek van verweerder heeft klager het dossier van mevrouw R. daarna aan verweerder overgedragen.

4.3. Bij fax van 18 april 2008 heeft verweerder aan klager geschreven dat mevrouw M. die gedetineerd was in P. en voor wie klager als toegevoegd raadsman optrad, verweerder “in persoon” had benaderd met het verzoek haar belangen verder als haar raadsman  te behartigen. In deze fax heeft verweerder om toezending van het dossier van mevrouw M. gevraagd en meegedeeld voornemens te zijn mevrouw M. op korte termijn te bezoeken.

4.4. Bij fax van 24 april 2008 aan verweerder, heeft klager gereageerd met de mededeling dat het hem was gebleken dat mevrouw M. verweerder niet persoonlijk had benaderd en verder dat mevrouw M. uitdrukkelijk aan klager te kennen had gegeven dat klager haar raadsman bleef. Klager heeft daarbij uitdrukkelijk bezwaar gemaakt tegen het voornemen van verweerder om mevrouw M. te bezoeken.

4.5. Verweerder heeft mevrouw M. niettemin in P. bezocht. Mevrouw M. heeft verweerder toen bevestigd dat zij wilde dat klager haar raadsman zou blijven.

      

5. De beoordeling

5.1. De grieven van klager in hoger beroep richten zich tegen de overwegingen van de raad onder 4.2 en 4.3, die betrekking hebben op de klachtonderdelen a en b, en tegen de overwegingen van de raad onder 4.7 en 4.8, die betrekking hebben op klachtonderdeel c.

5.2. Het hof zal eerst de grief van klager tegen klachtonderdeel c behandelen, voor zover deze betrekking heeft op de omstandigheid dat verweerder, ook na uitdrukkelijk bezwaar van klager, mevrouw M. heeft bezocht teneinde zich ervan te vergewissen dat mevrouw M. bijstand van verweerder wenste.

5.3. Klager heeft in zijn fax van 24 april 2008, waarin klager reageert op de fax van verweerder van 18 april 2008, aan verweerder meegedeeld dat mevrouw M. aan klager te kennen had gegeven dat zij rechtsbijstand van klager en niet van verweerder wenste en hij heeft daarbij bezwaar gemaakt tegen het voornemen van verweerder om mevrouw M. te bezoeken. Daarop heeft verweerder bij fax van 25 april 2008 aan klager gereageerd met de mededeling dat hij mevrouw M. “vandaag” nog in P. zou bezoeken onder meer “om zelf van mevrouw te kunnen vernemen wat haar wens is”. Dezelfde dag heeft verweerder mevrouw M. daadwerkelijk in P. bezocht.

5.4. Ter zitting van het hof is partijen de beslissing van dit hof van 29 maart 2010 in de met deze zaak vergelijkbare zaak no. 5549 voorgehouden. In die beslissing is ten aanzien van de verhouding tussen de in een strafzaak toegevoegde advocaat en de door derden aangezochte advocaat overwogen:

               

  “De advocaat die door derden is aangezocht om een gedetineerde verdachte bij te staan aan wie reeds een andere advocaat is toegevoegd en die de verdachte wenst te bezoeken teneinde zich er van te vergewissen of die zich inderdaad door hem wil laten bijstaan, behoort de toegevoegde advocaat tijdig in kennis te stellen van zijn voornemen om de verdachte te bezoeken. Indien de toegevoegde advocaat meedeelt daarvoor geen toestemming te verlenen, mag die mededeling niet zonder meer worden genegeerd, maar behoort in overleg tussen de advocaten naar een oplossing te worden gezocht. Indien dat overleg niet tot overeenstemming leidt, kan de tussenkomst van de deken worden ingeroepen”.

  

  5.5. Hoewel verweerder naar zijn zeggen niet door derden maar door mevrouw M. zelf als advocaat is aangezocht, staat vast dat hij geen persoonlijk contact met mevrouw M. heeft gehad, maar dat hij is afgegaan op een mededeling van een medewerkster van zijn kantoor, inhoudend dat mevrouw M., samen met een medegedetineerde, had gebeld met het verzoek aan verweerder om de behandeling van de zaak van mevrouw M. van klager over te nemen. Uit de fax van verweerder aan klager van 25 april 2008 kan worden afgeleid dat het ook voor verweerder onvoldoende duidelijk was wat de wens mevrouw M. was en dat hij haar wilde bezoeken om dat te verifiëren.

5.6. Onder deze omstandigheden en mede omdat van enige spoedeisendheid geen sprake was, had verweerder de mededeling aan klager dat hij bezwaar had tegen het voornemen van verweerder om mevrouw M. te bezoeken niet mogen negeren, maar had hij in overleg met klager naar een oplossing moeten zoeken en, indien dat overleg niet tot een oplossing had geleid, de tussenkomst van de deken moeten inroepen. Verweerder heeft echter geen overleg met klager gepleegd en heeft ook geen overleg met klager aangeboden. Verweerder heeft evenmin omstandigheden aangevoerd die het achterwege van overleg met klager zouden kunnen rechtvaardigen. Het hof ziet dan ook in hetgeen door verweerder in de onderhavige zaak in hoger beroep is aangevoerd geen aanleiding om anders te overwegen dan in de geciteerde zaak. Door te handelen zoals hiervoor overwogen, heeft verweerder in strijd gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De grief van klager tegen het ongegrond verklaren van klachtonderdeel c slaagt dan ook.

5.7. Het onderzoek in hoger beroep naar de klachtonderdelen a en b heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager met betrekking tot deze klachtonderdelen falen dan ook.

5.8. Uit het voorgaande vloeit voort dat klachtonderdeel c in hoger beroep alsnog gegrond zal worden verklaard. Omdat verweerder, die kennelijk regelmatig zaken van andere advocaten overneemt, in het algemeen over zijn aanpak bij de overname van strafzaken overleg met de deken heeft gevoerd en, zoals onweersproken door verweerder gesteld, ook in deze zaak overeenkomstig de aanwijzingen van de deken, althans de portefeuillehouder strafrecht van de Raad van Toezicht, heeft gehandeld en omdat aan verweerder in de (vergelijkbare) klacht met zaaknummer 5576 reeds de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd, zal het hof in deze zaak van het opleggen van een maatregel aan verweerder afzien.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline te Amsterdam van 6 mei 2009 voor zover klachtonderdeel c daarbij ongegrond is verklaard;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel c alsnog gegrond;

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 26 mei 2009 onder nummer 08-316A voor het overige.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, A.J.M.E. Arpeau, C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2010.