Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0262

Zaaknummer

5595

Inhoudsindicatie

deken is niet gehouden aan advocaat aan te wijzen, omdat voor de omschreven zaken geen advocatenbijstand vereist is dan wel de zaak niet gevoerd zal worden in het arrondissement van de aangezochte deken.

Uitspraak

15 januari 2010

No. 5595

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam,

de deken.

 

1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet

Klager heeft bij brief van 27 september 2009 aan de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (verder: de deken) een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. De deken heeft bij brief van 5 oktober 2009 geweigerd een advocaat aan te wijzen en klager verwezen naar de deken te Haarlem. In een klaagschrift gedateerd 7 oktober 2009, waarbij onder meer een CD-Rom was gevoegd, heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

 

2. Het geding bij het hof

2.1  Het klaagschrift is op 6 oktober 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- fax van klager met twee bijlagen van 15 oktober 2009;

- fax van klager met een bijlage van 16 oktober 2009;

- fax van klager met een bijlage eveneens van 16 oktober 2009;

- antwoordmemorie van de deken van 21 oktober 2009;

- fax van klager met bijlagen van 23 oktober 2009;

- fax van klager van eveneens 23 oktober 2009.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter zitting van 9 november 2009, waar zijn verschenen klager en de deken. Bij die gelegenheid heeft klager zijn verzoek toegelicht onder overlegging van een pleitnota met 13 bijlagen.

3. Het beklag

3.1  Het beklag houdt in dat de deken ten onrechte het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen. Klager stelt – zakelijk weergegeven – dat in het arrondissement Haarlem de noodzakelijke expertise ontbreekt en dat hij geen vertrouwen heeft in de advocaten in Haarlem, en dat zijn belang bij de afwijzing van het verzoek niet is meegewogen.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan.

Klager heeft de deken verzocht een advocaat aan te wijzen voor een aantal verschillende kwesties.

Klager heeft rugklachten en is allergisch. Hij stelt dat hij al geruime tijd geen huisarts heeft en dat hij niet de noodzakelijke allergiemedicijnen ontvangt, althans niet uit het reguliere circuit. Hij wil in verband daarmee een tuchtklacht indienen, dan wel een (bodem of kort geding-) procedure starten tegen zijn huisarts, de huisartsenpost Z. en de apotheek A.. Voor deze kwesties heeft mr. X., advocaat te Haarlem, blijkens een brief van 24 april 2009 aan klager een opdracht van klager aanvaard. Omdat klager het niet eens was met de aanpak van de zaken door mr. X. is klager begin september 2009 op zoek gegaan naar een andere advocaat. Daarin is hij niet geslaagd. Hij stelt dat in het arrondissement Haarlem verder geen letselschade-advocaten zijn of advocaten die het aansprakelijkheidsrecht behartigen, en dat hij geen vertrouwen meer heeft in de Haarlemse balie. Daarom zoekt hij een advocaat in het arrondissement Amsterdam.

Verder heeft klager een geschil met zijn zorgverzekeraar Y. Bij brief van 21 oktober 2009 is klager aangemaand tot betaling van een bedrag van € 1.062,92.

Tenslotte overweegt klager een klacht in te dienen tegen mr. X. wegens nalatigheden bij de behandeling van de kwestie met de huisarts(enpost) en de apotheek,  en van een WMO-zaak van klager bij de Centrale Raad van Beroep. Deze laatste kwestie wordt thans voor klager behandeld door mevrouw mr. Z.

4.2. Bij brief van 1 oktober 2009 heeft de deken klager verzocht nadere informatie te verstrekken aangezien hij alleen dan een advocaat aan kan wijzen als een in het arrondissement Amsterdam gevestigde gerechtelijke instantie over de zaak zal beslissen. Na van klager verkregen inlichtingen heeft de deken bij brief van 5 oktober 2009 bericht dat hij het verzoek van klager afwijst omdat zijn bevoegdheid strikt bepaald wordt door art. 13 Advocatenwet en hij klager naar de Haarlemse deken moet verwijzen.

5. De beoordeling

5.1 Artikel 13 van de Advocatenwet houdt in  dat de rechtzoekende die geen advocaat bereid vindt hem zijn diensten te verlenen in een zaak waarin bijstand van een advocaat is voorgeschreven, zich kan wenden tot de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen, met het verzoek een advocaat aan te wijzen.

 Een procedure tegen de huisarts, de huisartsenpost en de apotheek te Z. zal dienen in Haarlem, zodat alleen de deken in Haarlem bevoegd is daarvoor een advocaat aan te wijzen. Y., althans één van haar hoofdvestigingen, is gevestigd te A. zodat in geval van een procedure tegen Y. de deken te A. bevoegd zou zijn op grond van art. 13 Advocatenwet. Indien klager door Y. zou worden gedagvaard is, nu klager woont in het arrondissement Haarlem, de Haarlemse deken bevoegd op grond van art. 13 Advocatenwet.

Voor de deken in Amsterdam is in deze kwesties dus geen taak weggelegd.

Het hof overweegt hierbij dat de deken het verzoek van klager van 27 september 2009 op grond van art. 2:3 Algemene wet bestuursrecht zou hebben moeten doorsturen naar de Haarlemse deken, maar dat het in dit geval, waarin klager al had laten weten dat hij niets met die deken te maken wilde hebben, aanvaardbaar is dat de deken dat achterwege heeft gelaten.

5.2 Het hof voegt aan het voorgaande toe dat niet voor alle door klager voorgenomen zaken de bijstand van een advocaat nodig is. Een klacht tegen mr. X. kan klager zelf, zonder advocaat, indienen en datzelfde geldt voor een klacht tegen de huisarts(enpost) en de apotheek. Ook dit vormt een reden voor afwijzing van het verzoek van klager, voor zover het deze zaken betreft, door de deken.

5.3.  De slotsom moet derhalve zijn dat het beklag van klager ongegrond is.

6. De beslissing

Het hof

verklaart het beklag tegen de beschikking van de deken van 5 oktober 2009 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Zwitser-Schouten, voorzitter, mrs. P. Heidinga, P.M.A. de Groot-van Dijken, G.R.J. de Groot en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2010.