Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-10-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1131

Zaaknummer

10-26

Inhoudsindicatie

Advocaat brengt brief van de wederpartij pas na vijf weken ter kennis van zijn cliënt, terwijl zij elkaar al eerder spraken en eerder doorsturen mogelijk was en had behoren plaats te vinden. Advocaat stuurt zonder overleg met zijn cliënt een stevige brief aan de wederpartij, maar had die brief niet zonder overleg met zijn cliënt mogen versturen. Klachten gegrond, volgt berisping.

Uitspraak

 10-26

 BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 1 maart 2010 heeft mr. P.A.M. Manning, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

klager

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerder

advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 28 juni 2010.

Zowel klager als verweerder is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende

samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. H.C. Brandsma, E.D. Breuning ten Cate, E.J. Verster en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door

mr. A. Huber als griffier.

2.

Klager verwijt verweerder dat hij heeft gehandeld dan wel heeft nagelaten in strijd met de zorg die hij als advocaat jegens hem, wiens belangen hij behartigde, behoorde te betrachten doordat hij:

a. zich ten onrechte niet gelijktijdig heeft gesteld als procureur en de akte wijziging eis heeft genomen

b. een buitensporig hoog voorschot aan hem in rekening heeft gebracht

c. ten onrechte klager heeft geadviseerd te berusten in het vonnis van de rechtbank van [….] 2007

d. ten onrechte mr. [C], die als advocaat voor de wederpartij optrad, niet in reactie op diens brief van [….] 2007 heeft meegedeeld dat hij niet langer voor klager optrad

e. ten onrechte een kopie van de brief van mr. [C] van [….] 2007 pas tijdens het gesprek op [….] 2007 aan klager heeft verstrekt

f. ten onrechte op [….] 2007 zonder medeweten c.q. instemming van klager een brief aan mr. [C] heeft gestuurd

g. ten onrechte klager heeft geadviseerd een kort geding aan te spannen tegen de executie van de dwangsommen in plaats van het alleen aantekenen van hoger beroep.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klager is samen met zijn beide zonen gedagvaard in een civiele procedure bij de kantonrechter betreffende een geschil over vochtoverlast in de kelder van hun buurman.

In deze procedure heeft klager zijn eigen belangen en die van zijn zonen behartigd.

Klager heeft een reconventionele vordering ingediend.

Nadat over en weer conclusies en aktes waren genomen heeft de kantonrechter te Zwolle bij vonnis van [….] 2006 de zaak verwezen naar de rechtbank voor vonnis.

Vervolgens heeft klager zich op [….] 2006 tot verweerder gewend met het verzoek om zich procureur te stellen en vermindering van eis in reconventie te vragen met het oog op een mogelijke terugverwijzing naar de kantonrechter.

Op [….] 2006 heeft klager € 100,- contant aan verweerder betaald.

Op de rolzitting van [….] 2006 heeft verweerder zich in de procedure bij de rechtbank gesteld en twee weken aanhouding gevraagd voor het nemen van een akte.

Bij brief van [….] 2006 heeft verweerder aan klager bevestigd dat hij voor hem als procureur zal optreden en dat hij hem € 150,- per uur in rekening zal brengen. Dit bedrag is exclusief b.t.w. Voorts heeft verweerder klager meegedeeld dat hij rekening moet houden met het griffierecht ad € 296,-.

Bij deze brief was de conceptakte, die verweerder had opgesteld, gevoegd.

Voorts heeft verweerder klager meegedeeld dat terugverwijzing naar de sector kanton niet zal plaatsvinden.

Vervolgens heeft klager verweerder op [….] 2006 gesproken waarna verweerder de akte heeft aangepast. Daarna heeft verweerder klager bij brief van [….] 2006 een kopie van de door hem in te dienen akte toegestuurd. In de brief heeft verweerder meegedeeld dat de door klager gewenste wijzigingen van de akte een terugverwijzing nog minder mogelijk zal maken.

Op [….] 2006 is de akte tot vermindering van eis genomen.

Bij brief van [….] 2007 heeft verweerder aan klager bericht dat het vonnis was aangehouden tot [….] 2007. Bij deze brief heeft verweerder zijn voorschotnota ad € 714,-, te weten € 600,- honorarium en € 114,- b.t.w. gevoegd.

Bij brief van [….] 2007 heeft verweerder het vonnis van de rechtbank van [….] 2007 aan klager gestuurd.

Bij dit vonnis is klager zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de kosten van de procedure. Klager is veroordeeld op zijn kosten bepaalde werkzaamheden te laten verrichten bij gebreke waarvan hij een dwangsom van € 200,- per dag met een maximum van € 5.000,- zal verbeuren.

In de brief van [….] 2007 heeft verweerder klager gevraagd hem uiterlijk op [….] 2007 voor 13.00 uur te berichten of hij vrijwillig aan het vonnis zal voldoen zodat wellicht kosten kunnen worden bespaard.

Ook heeft verweerder klager bericht dat hij binnen drie maanden na [….] 2007 in hoger beroep kan gaan maar dat hij hem adviseert in het vonnis te berusten. Daarnaast heeft hij verweerder meegedeeld dat hij niet bereid is de zaak in hoger beroep te behandelen.

Voorts heeft hij klager in deze brief bericht dat hij zijn voorschotnota van [….] 2007 als eindnota kan beschouwen.

Bij brief van [….] 2007 heeft verweerder aan mr. [C] bericht dat klager vrijwillig aan het vonnis zal voldoen, voor zover hij niet reeds aan het vonnis heeft voldaan, zodat betekening achterwege kan blijven.

Op [….] 2007 is het vonnis van de rechtbank d.d. [….] 2007 aan klager betekend.

Bij brief van [….] 2007 heeft klager aan mr. [C] en verweerder bericht dat hij vrijwillig aan het vonnis zal voldoen.

Bij brief van […..] 2007 heeft mr. [C] aan verweerder geschreven dat klager niet aan het vonnis heeft voldaan en aanspraak gemaakt op verbeurde dwangsommen.

Op [….] 2007 is klager voor een bespreking naar het woonhuis van de wederpartij gegaan. De deurwaarder bleek ter plekke aanwezig te zijn. Die heeft een proces-verbaal van opneming opgemaakt.

Op [….] 2007 heeft verweerder een brief aan mr. [C] gestuurd en een nota aan klager gestuurd voor het griffierecht.

Bij brief van [….] 2007 heeft verweerder mr. [C] bericht over de uitvoering van het vonnis.

Op [….] 2007 hebben klager en verweerder een gesprek gevoerd. Tijdens dit gesprek heeft klager kennis genomen van de brieven van [….] 2007 van mr. [C] en [….] 2007 van verweerder.

Vervolgens heeft verweerder klager bij brief van [….] 2007 bericht dat alhoewel het vonnis onjuist is de wederpartij nakoming van het vonnis wenst en heeft hij klager geadviseerd een executiegeschil aanhangig te maken bij de voorzieningenrechter te Zwolle.

Bij brief van [….] 2007 heeft verweerder klager geadviseerd zowel een kort geding aanhangig te maken als in hoger beroep te gaan.

Op [….] 2007 is namens klager een appeldagvaarding betekend.

4.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

Het enige dat hij verweerder heeft gevraagd is hem te vertegenwoordigen in de procedure bij de rechtbank, per akte zijn tegeneisen te verlagen en er voor te zorgen dat de rechtbank vonnis zal wijzen.

Hij heeft verweerder slechts het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, van [….] 2006 en de dagvaarding doen toekomen en niet de overige processtukken.

De inhoud van de akte tot vermindering van eis heeft hem teleurgesteld. Verweerder heeft ondanks zijn schriftelijke en mondelinge verzoeken een andere tekst opgenomen. Doordat hij de kopie van de akte pas ontving nadat de akte reeds was genomen was daar niets meer aan te doen.

Hij heeft verweerder niet verzocht zijn zaak inhoudelijk te behandelen.

De voorschotnota die verweerder hem heeft toegestuurd is buitensporig hoog.

Op [….] 2007 heeft hij de nota van verweerder voldaan. Vanaf dat moment beschouwt hij zijn zakelijke relatie met verweerder als beëindigd.

Het aanbod om hem verder kosteloos bij te staan heeft verweerder op [….] 2007 mondeling gedaan.

Bij brief van [….] 2007 heeft hij verweerder met onmiddellijke ingang het recht ontzegd om voor hem op te treden.

Het is onacceptabel dat verweerder hem niet heeft geraadpleegd voordat hij zijn brief van [….] 2007 aan mr. [C] schreef. Hij is het niet eens met hetgeen in de twee laatste alinea’s van deze brief wordt gesteld.

Voorts is het onvergeeflijk dat verweerder de uitgebreide brief van [….] 2007 van mr. [C] pas op [….] 2007 aan hem heeft overhandigd. Door de korte tijdspanne die hem na [….] 2007 restte had hij onvoldoende tijd om de wederpartij op andere gedachten te brengen en hoger beroep te voorkomen.

Het is niet juist dat hij met verweerder heeft afgesproken dat hij zijn klacht zou intrekken.

5.

Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:

Het door hem in rekening gebrachte uurloon is een redelijk loon. Nadien is hem gebleken dat hij meer uren aan de zaak heeft besteed dan hij in rekening heeft gebracht, maar hij heeft daar geen punt van gemaakt.

Dat hij de brief van [….] 2007 niet binnen enkele dagen aan klager heeft gestuurd komt doordat hij wegens privéomstandigheden afwezig was.

Hij heeft klager niet aangeboden hem kosteloos terzijde te staan.

Een regeling van de klacht in der minne is van de baan.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Uit de door klager en verweerder overgelegde correspondentie is de raad gebleken dat er geen minnelijke regeling met betrekking tot de door klager ingediende klacht tot stand is gekomen. Daarom is de klacht van klager ontvankelijk.

Ten aanzien van het verwijt dat verweerder zich niet tegelijkertijd heeft gesteld als procureur en de akte wijziging eis heeft genomen - klachtonderdeel a – oordeelt de raad als volgt:

Klager heeft zich op [….] 2006 tot verweerder gewend waarna verweerder zich op [….] 2006 heeft gesteld voor klager.

Vervolgens heeft verweerder op [….] 2006 de akte in concept aan klager doen toekomen waarna klager en verweerder elkaar op [….] 2006 kort hebben gesproken en verweerder de akte heeft aangepast en de akte op [….] 2006 is genomen.

Dit is een gebruikelijke gang van zaken.

Klager had er geen, althans geen van voldoende gewicht zijnd belang bij, dat zijn akte reeds op [….] 2006 zou zijn genomen. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ten aanzien van het verwijt dat verweerder een buitensporig hoog voorschot aan klager in rekening heeft gebracht – klachtonderdeel b – merkt de raad op dat klager zich bij de raad van discipline slechts kan beklagen over excessief declareren. Daarvan is naar het oordeel van de raad geen sprake. Niet alleen heeft verweerder zoals klager stelt zich als procureur gesteld, een akte opgesteld en gecorrespondeerd met mr. [C], ook heeft hij gesprekken met klager gevoerd en brieven aan klager geschreven. Gezien de werkzaamheden die verweerder in de periode van [….] 2006 tot [….] 2007 voor klager heeft verricht is er geen sprake van dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan excessief declareren. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ten aanzien van het verwijt dat verweerder klager ten onrechte heeft geadviseerd te berusten in het vonnis van de rechtbank van [….] 2007, klachtonderdeel c, merkt de raad op dat verweerder dit advies in zijn brief van [….] 2007 aan klager heeft mogen geven gezien de verhouding tussen de te verwachten kosten van het hoger beroep en het belang van klager. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ten aanzien van het verwijt dat verweerder mr. [C] niet in reactie op diens brief van [….] 2007 heeft meegedeeld dat hij niet langer voor klager optrad, klachtonderdeel d overweegt de raad als volgt:

Gesteld noch gebleken is dat klager toen reeds verweerder had meegedeeld dat hij niet langer als advocaat voor hem mocht optreden. Dat heeft hij pas gedaan bij brief van [….] 2007. Daarom is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ten aanzien van het verwijt dat verweerder een kopie van de brief van mr. [C] van [….] 2007 pas tijdens het gesprek op [….] 2007 aan klager heeft verstrekt, klachtonderdeel e, overweegt de raad als volgt:

Verweerder heeft als reden voor het pas tijdens het gesprek op [….] 2007 aan klager overhandigen van de brief van mr. [C] van [….] 2007 aangevoerd dat hij deze brief ontving in de week dat een tweetal familieleden van hem zijn overleden en hij in die periode nauwelijks op kantoor was en hij klager niet alleen de brief wilde doorsturen maar hem ook wenste te informeren.

Ter zitting heeft verweerder zijn excuses aan klager aangeboden voor het pas op [….] 2007 aan hem overhandigen van de brief van [….] 2007 van mr. [C].

De raad is van oordeel dat klager deze klacht terecht heeft opgeworpen.

Van verweerder had mogen worden verwacht dat hij de brief van mr. [C] van [….] 2007 kort daarna aan klager zou hebben doorgestuurd.

Gezien het feit dat verweerder klager op [….] 2007 heeft geschreven en dat klager verweerder op [….] 2007 heeft gesproken op het kantoor van verweerder en dat verweerder op [….] 2007 een brief aan mr. [C] heeft gestuurd moet het voor verweerder zonder meer mogelijk zijn geweest de brief van [….] 2007 van mr. [C] veel eerder aan klager te doen toekomen.

Omdat verweerder op dit punt in gebreke is gebleven is dit onderonderdeel van de klacht gegrond.

Ten aanzien van het verwijt dat verweerder ten onrechte op [….] 2007 zonder medeweten c.q. instemming van klager een brief aan [C] heeft gestuurd, klachtonderdeel f, overweegt de raad als volgt:

Hoewel klager en verweerder niet expliciet zijn overeengekomen dat alle uitgaande stukken eerst in concept aan klager zullen worden voorgelegd is de raad van oordeel dat verweerder zijn brief van [….] 2007 – mede gezien de inhoud van de brief, het betreft een stevige brief waarin hij stelt dat hij van de wederpartij verwacht dat die op zijn schreden terugkeert en afziet van het verbeurd verklaren van dwangsommen – niet zonder overleg met klager had mogen versturen. Daarom is dit onderdeel van de klacht gegrond.

Ten aanzien van het verwijt dat verweerder klager ten onrechte heeft geadviseerd een kort geding aan te spannen tegen de executie van de dwangsommen in plaats van het alleen aantekenen van hoger beroep, klachtonderdeel g, overweegt de raad als volgt: dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag omdat verweerder klager reeds in zijn brief van [….] 2007 heeft gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep aan te tekenen en hij in zijn brief van [….] 2007 heeft geadviseerd zowel hoger beroep aan te tekenen als een executie kort geding aanhangig te maken.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klachtonderdelen e en f zijn gegrond. De klachtonderdelen a, b, c, d en g zijn ongegrond. Verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling op 11 oktober 2010.

griffier     voorzitter