Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1214

Zaaknummer

10-308H

Inhoudsindicatie

wrakingsbeslissing

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 1 december 2010

in de zaak 10-308H

___________________________

De wrakingskamer van de raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 17 augustus 2010 bij de raad binnengekomen verzoek van:

de heer mr.

v e r z o e k e r

tot wraking van:

 

de raad van discipline

in zijn samenstelling ter zitting van 17 augustus 2010, bestaande uit:

mr. D.J. Markx, voorzitter

mr. E.J. Ferman

mr. P.W.M. Huisman

mr. J.J. Trap

mr. M.J. Westhoff

1 Verloop van de procedure

1.1 Op 17 augustus 2010 heeft de raad van discipline de op 16 maart 2010 bij de raad van discipline binnengekomen klacht van mevrouw A behandeld. Deze zaak is bekend onder nummer 10-094H.

1.2 Voorafgaand aan deze zitting heeft verzoeker bij brief van 10 augustus 2010 aan de raad van discipline bericht dat hij deskundigen wenste te horen, alvorens de klachtzaak inhoudelijk werd behandeld. Als reden hiervoor heeft verzoeker aangevoerd dat hij er niet vanuit gaat dat de raad voldoende deskundig is op het gebied van eergerelateerd geweld. In genoemde brief heeft verzoeker voorts aangekondigd voornemens te zijn de raad te wraken indien de raad aan de inbreng van deskundigen geen behoefte mocht hebben.

1.3 Ter zitting van 17 augustus 2010 zijn partijen verschenen. Tijdens de zitting heeft verzoeker de raad in de volledige samenstelling als genoemd in de aanhef van deze beslissing gewraakt. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer samengesteld en is de zitting bepaald op 15 november 2010.

1.5 De voorzitter van de gewraakte raad, mr. D.J. Markx, heeft mede namens de betreffende leden bij brief van 20 september 2010, van welke brief verzoeker een afschrift is gestuurd, gereageerd op het verzoek tot wraking.

1.6 Bij brief van 12 oktober 2010 heeft verzoeker de raad van discipline verzocht de zitting op video te mogen vastleggen. Bij brief van 14 oktober 2010 heeft de advocaat van klaagster bezwaar gemaakt tegen videoregistratie. De griffier van de raad van discipline heeft namens de voorzitter van de wrakingskamer bij brief van 22 oktober 2010 aan verzoeker laten weten dat het filmen van de zitting niet wordt toegestaan.

1.7 Verzoeker heeft vervolgens in een brief van 2 november 2010 met bijlagen de voorzitter van de wrakingskamer verzocht deze afwijzing ter zitting van 15 november 2010 te heroverwegen, bij gebreke waarvan hij voornemens was de wrakingskamer te wraken. In deze brief heeft verzoeker voorts verzocht de zitting aan te merken als een regiezitting en in dat kader een aantal wensen geuit m.b.t. de wijze van behandeling van de zaak, waaronder een verzoek zijn wrakingsverzoek toe te lichten aan de hand van video-opnamen, waarin deskundigen aan het woord komen en een verzoek tot het doen horen van een getuige.

1.8 Bij brief van 11 november 2010 met bijlagen heeft verzoeker nader gereageerd op de afwijzing van zijn verzoek video-opnamen te maken en de voorzitter van de wrakingskamer nogmaals verzocht het betreffende besluit te herzien.

1.9 Het wrakingsverzoek is ter openbare zitting van de wrakingskamer van de raad van 15 november 2010 behandeld door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. H. Dulack, J.M. van de Laar, R.P.F. van der Mark en M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier.

1.10 Verzoeker en de advocaat van klaagster, mevrouw mr. S. Bouddount zijn ter zitting verschenen. De gewraakte raad is met bericht van verhindering niet verschenen (vgl. de brief van 20 september 2010). Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.11 Ter zitting heeft de voorzitter van de wrakingskamer - naar aanleiding van een ter zitting herhaald verzoek daartoe van verzoeker - besloten dat verzoeker niet zal worden toegestaan de zitting van de wrakingskamer te filmen. Hierop heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt.

1.12 De voorzitter van de wrakingskamer heeft de zitting vervolgens geschorst voor overleg in raadkamer. Na hervatting van de zitting heeft de voorzitter van de wrakingskamer mededeling gedaan van de beslissing van de wrakingskamer, inhoudende dat het wrakingsverzoek van de wrakingskamer buiten behandeling wordt gesteld.

1.13 De voorzitter van de wrakingskamer heeft voorts het verzoek van verzoeker om de zitting als regiezitting aan te merken alsmede de in dat kader geuite verzoeken omtrent de wijze van behandeling van de zaak afgewezen. Hierop heeft verzoeker de wrakingskamer opnieuw gewraakt. De voorzitter heeft dit wrakingsverzoek eveneens buiten behandeling gesteld, waarna het wrakingsverzoek in primo is behandeld.

2 De verzoeken om wraking van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. Brouwer, Dulack, Van de Laar, Van der Mark en M.L.F.J. Schyns

2.1 Het navolgende vormt de schriftelijke vastlegging van de reeds ter zitting door de wrakingskamer genomen beslissingen om de verzoeken om wraking van de wrakingskamer buiten behandeling te stellen.

2.2 De wrakingskamer overweegt dat in geval van misbruik van het wrakingsmiddel de wrakingskamer bevoegd is dat misbruik zelf vast te stellen. De wrakingskamer verwijst naar de arresten van de Hoge Raad van 14 mei 2008 (LJN BD2364) en 12 februari 2010 (LJN BL3579) en recente beslissingen van het Hof van Discipline (o.a. de beslissing van 27 augustus 2010, no 5650 en 10 september 2010, no. 5702), waarin aan voornoemde arresten wordt gerefereerd.

2.3 Grond voor het eerste wrakingsverzoek is de afwijzing van het verzoek om de zitting van de wrakingskamer te filmen. Naar het oordeel van de wrakingskamer levert deze grond geen valide argument op voor een verzoek tot wraking en is sprake van misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer heeft om die reden dit verzoek om wraking buiten behandeling gesteld.

2.4 Grond voor het tweede wrakingsverzoek is de weigering van de wrakingskamer om positief te beslissen op de verzoeken omtrent de wijze van behandeling van de wrakingszaak, waaronder het doen horen van deskundigen en getuigen, zoals beschreven in de brief van verzoeker van 2 november 2010.

2.5 De (voorzitter van de) wrakingskamer heeft te dien aanzien overwogen dat de wrakingsprocedure niet voorziet in het horen van deskundigen en/of getuigen, terwijl voorts niet valt in te zien dat dergelijke verhoren noodzakelijk zijn alvorens de wrakingskamer zou kunnen beslissen op het verzoek om wraking van de raad van discipline in de samenstelling zoals vermeld in de aanhef van deze beslissing. Deze grond kan naar het oordeel van de wrakingskamer derhalve evenmin met vrucht aan een verzoek tot wraking ten grondslag worden gelegd en levert misbruik van het wrakingsmiddel op. Het op voornoemde grond gebaseerde verzoek om wraking is om die reden eveneens buiten behandeling gesteld.

2.6 De wrakingskamer ziet gelet op het voorgaande geen beletsel om het wrakingsverzoek van 17 augustus 2010 te beoordelen.

3 Het verzoek om wraking van mrs. Markx, Ferman, Huisman, Trap en Westhoff

3.1 Grondslag voor het wrakingsverzoek is de weigering van de raad om aan het begin van de zitting positief te beslissen op het verzoek om deskundigen te horen, alvorens de klachtzaak inhoudelijk wordt behandeld.

4 De beoordeling van het verzoek als bedoeld onder 3

4.1 Een verzoek tot wraking kan op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering worden gedaan, indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek stelt de wrakingskamer van de raad conform vaste jurisprudentie voorop dat rechterlijke onpartijdigheid wordt verondersteld, tenzij uit de aangevoerde feiten en omstandigheden een vermoeden van partijdigheid moet worden afgeleid.

4.2 Verzoeker gaat er kennelijk vanuit dat de raad zijn verzoek om deskundigen te horen reeds heeft afgewezen. Dit is gelet op het verhandelde ter zitting niet juist.

4.3 Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 17 augustus 2010 heeft mr. D.J. Markx, voorzitter van de raad van discipline, ter zitting de wijze van behandeling van de zaak uiteengezet. Zij heeft aangegeven dat de raad gewoon is de zaak eerst inhoudelijk te behandelen. Mr. D.J. Markx heeft er voorts op gewezen dat er eerst aan het einde van de behandeling, eventueel pas tijdens het raadkameroverleg, wordt besloten op een verzoek om getuigen of deskundigen te horen en dat het verhoor op een later tijdstip plaatsvindt, hetgeen noodzakelijk is omdat er op de zittingsdag geen tijd voor beschikbaar is.

4.4 De beslissing op het verzoek om deskundigen te horen is derhalve aangehouden tot na de inhoudelijke behandeling van de klachtzaak. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan uit het enkele feit dat de raad niet direct bij aanvang van de zitting het verzoek om deskundigen te horen heeft gehonoreerd niet een vermoeden van partijdigheid worden afgeleid.

4.5 Verzoeker heeft overigens geen feiten of omstandigheden aangevoerd die het vermoeden zouden kunnen wettigen dat de voorzitter en/of de leden van de raad niet onpartijdig zijn. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek mitsdien afwijzen.

4.6 De wrakingskamer van de raad overweegt voorts dat het verzoek tot wraking niet op zichzelf staat. Nu geen enkel aanknopingspunt bestaat om de raad op grond van de door verzoeker opgegeven redenen thans te wraken en in het bijzonder niet de schijn van partijdigheid is gewekt, stelt de wrakingskamer van de raad vast dat hier sprake is van misbruik. In verband daarmee ziet de wrakingskamer van de raad aanleiding om artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering toe te passen en te bepalen dat een eventueel volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen indien en voor zover dat verzoek op dezelfde feiten en omstandigheden is gegrond die in deze beslissing als ontoereikend zijn geoordeeld.

BESLISSING:

De wrakingskamer van de raad van discipline: 

- bepaalt dat de verzoeken om wraking van mrs. Brouwer, Dulack, Van de Laar, Van der Mark en M.L.F.J. Schyns buiten behandeling worden gesteld;

- wijst het verzoek om wraking van mrs. Markx, Ferman, Huisman, Trap en Westhoff af;

- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking niet in behandeling zal worden genomen indien en voor zover dat verzoek op dezelfde feiten en omstandigheden is gegrond die in deze beslissing als ontoereikend zijn geoordeeld.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2010 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. H. Dulack, J.M. van de Laar, R.P.F. van der Mark en M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2010 per aangetekende brief verzonden aan partijen. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.