Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-10-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1276

Zaaknummer

R. 3418/10.48

Inhoudsindicatie

Het tuchtrecht dient er niet toe een advocaat ten faveure van de tegenpartij te beknotten in zijn vrijheid om zijn clienten bij te staan op de wijze die hem goeddunkt. De advocaat heeft ter veiligstelling van de rechten van haar client beslag doen leggen op een vermogensbestanddeel van de wederpartij. Gegeven de omstandigheden stond dit de advocaat vrij.

Uitspraak

1.  VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1Bij brief van 14 juli 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster.   Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 16 maart 2010 ontvangen door de Raad.

1.2  Bij beslissing van 30 maart 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 6 april 2010.

1.3  Bij brief van 14 april 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de hoofdgriffier, ter inzage hebben gelegen.

 1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 23 augustus 2010. Ter zitting zijn klager en verweerster verschenen. Verweerster werd ter zitting bijgestaan door haar kantoorgenoot, mr.  A., advocaat te Rotterdam.

 

2.  DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht

2.1 Klager verwijt verweerster dat zij door het leggen van conservatoir beslag op de voormalige echtelijke woning een onnodig en onredelijk zwaar rechtsmiddel heeft gebruikt en daarmee misbruik heeft gemaakt van haar positie als advocaat. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij bij het verzoek om toestemming om conservatoir beslag te leggen de Voorzieningenrechter onjuist zou hebben voorgelicht door aan te geven dat de vordering van haar cliënte

€ 24.500,-- zou bedragen. Voorts verwijt klager verweerster dat zij ten onrechte heeft aangegeven dat klager zijn verplichtingen uit het convenant ten aanzien van de verdeling van de overwaarde niet zou nakomen. Ten slotte verwijt klager verweerster dat zij heeft geweigerd in te gaan op het voorstel van klager om een depot van € 24.500,-- bij de notaris onder te brengen totdat partijen overeenstemming zouden hebben bereikt over de verdeling van de overwaarde.

 

De gronden van het verzet

2.2 Er zijn door klager geen gronden voor het verzet aangevoerd doch slechts een uitwerking van de reeds ingediende klacht.

 

3.   VERWEER

3.1 Verweerster heeft gesteld dat zij op geen enkele wijze onzorgvuldig heeft gehandeld bij het leggen van het conservatoir beslag of op enig ander moment. Verweerster heeft aangegeven dat klager niet aan de verplichtingen uit hoofde van het convenant had voldaan, door zijn voormalige echtgenote niet in te lichten over de verkoop van de echtelijke woning en in zijn reactie van 5 juni 2009 niet heeft laten blijken aan deze verplichting te zullen voldoen. Uit het convenant volgt dat er vóór de overdracht van de echtelijke woning overeenstemming zou moeten worden bereikt over de verdeling van de overwaarde. Uit de reactie van klager van 5 juni 2009 blijkt dat hij dit pas na de overdracht zou willen doen. Verweerster heeft gesteld dat zij, ter veiligstelling van verhaal voor haar cliënte, beslag heeft laten leggen op de echtelijke woning. Naar aanleiding daarvan heeft overleg plaatsgevonden waarbij verweerster heeft aangegeven dat een depot van € 24.500,-- bij een notaris niet nodig zou zijn indien partijen voor de overdracht van de woning overeenstemming zouden bereiken. Verweerster heeft aldus het voorstel niet afgewezen. Vervolgens is overeenstemming bereikt, waarna het beslag is opgeheven en de overdracht op het gewenste tijdstip heeft plaatsgevonden. Verweerster heeft gesteld dat zij niet inziet dat zij op enige wijze onzorgvuldig of onjuist zou hebben gehandeld waarbij temeer geldt dat klager ook werd bijgestaan door een advocaat.

 

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting en het feit dat er geen gronden voor het verzet zijn aangevoerd, anders dan een nadere uitwerking van de klacht, volgt de Raad de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 30 maart 2010 en maakt deze tot de zijne. Ten overvloede overweegt de Raad dat op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster misbruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot treffen van bewarende maatregelen. De Raad begrijpt dat klager ter discussie stelt de wettelijke mogelijkheden en bevoegdheden terzake beslag doch de tuchtrechtelijke klachtprocedure leent zich niet voor een dergelijk debat.

 

5.  BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-     verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 11 oktober 2010.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter