Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1027

Zaaknummer

10-111

Inhoudsindicatie

Nadat verweerster rechtsbijstand in geschillen van klager met buurtgenoten en politie had beëindigd omdat zij niet met klager tot werkbare afspraken kwam, heeft deze zich beklaagd over haar optreden, spcificatie declaratie, onvoldoende informatieverstrekking over contacten met politie en gevoerde correspondentie, en niet heeft bewerkstelligd dat haar kantoorgenoot de zaak van haar overnam. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

10- 111

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Inzake:

klager

wonende te [woonplaats]

tegen:

verweerster

advocaat te [plaats]

1. Bij brieven van 14 november 2009,17 januari 2010, 27 januari 2010 en met een aanvulling op 20 maart 2010 heeft klager zich beklaagd over de wijze waarop verweerster de door hem aan haar voorgelegde kwesties heeft behandeld. Het dossier is in opdracht van de deken en onder diens toezicht geïnstrueerd door Mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers. Het is ingezonden op 17 augustus 2010 en bij de Raad binnengekomen op 19 augustus 2010.

2. Klager ondervond problemen in de buurt waar hij woonde. Dat leidde tot verschillende aangiften. Die aangiften bleven zonder gevolg. Klager heeft naar aanleiding van een en ander verweerster in de arm genomen. Er bleken ook allerhande civiele kwesties te spelen met buurtbewoners en/of de woningstichting. In een aantal kwesties had klager zijn rechtsbijstandsverzekering ingeschakeld. Die kwesties heeft verweerster laten rusten. Er liep een procedure ex artikel 12 Wetboek van strafvordering. Omtrent de andere aangiften heeft verweerster zich met de politie verstaan en van een van de aangiften heeft zij onderzocht of deze al rijp was voor een dergelijke procedure. Begin 2009 is verweerster benaderd door de politie omdat de politie een bemiddelingsgesprek wenste over de klachten die hij had ingediend en het grote appel dat hij op de politie deed. Verweerster heeft twee keer geprobeerd om een afspraak te maken om daarover met klager in gesprek te gaan. Klager wilde het anders. In de civiele kwesties zag verweerster geen zaak. Uiteindelijk heeft zij klager bericht dat zij niets voor hem kon doen. Klager bleek het daar niet mee eens en stuurde het dossier dat hij van verweerster terug had gekregen opnieuw naar haar op. Verweerster heeft de stukken daarna opnieuw onder herhaling van haar oorspronkelijke standpunt naar klager opgestuurd.

3. De klacht telt zeven onderdelen. Het zijn de volgende:

1. Zij (lees: verweerster) is onvoldoende voortvarend opgetreden.

2. Zij heeft haar secretaresse onvoldoende geïnstrueerd zodat boodschappen niet goed werden overgedragen.

3. Zij is onzorgvuldig geweest bij de specificatie van haar declaratie.

4. Zij heeft mij onvoldoende geïnformeerd over haar contacten met de politie.

5. Zij heeft mij onvoldoende geïnformeerd over de door haar gevoerde correspondentie.

6. Zij neemt geen deel aan door de overheid gefinancierde rechtsbijstand.

7. Zij heeft niet bewerkstelligd dat haar kantoorgenoot, nadat zij de opdracht neerlegde, mijn zaak overnam.

4. Het verweer houdt een - gemotiveerde - feitelijke tegenspraak in van de klachten.

5. Op de klacht en de verschillende onderdelen daarvan kan door de voorzitter worden beslist. Zij missen alle een deugdelijke en begrijpelijke feitelijke onderbouwing.

In de kern komt het erop neer dat niet is komen vast te staan dat verweerster onzorgvuldig of te weinig voortvarend, op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt, is opgetreden bij de behartiging van de belangen van klager.

Klachtonderdeel 1 en 2 zijn niet uitgewerkt en moeten worden gepasseerd. Dat, en zo ja welke, belangrijke boodschappen van klager, die vaak onaangekondigd op het kantoor verscheen, niet werden overgedragen is onduidelijk gebleven. En dat de zaak van klager daaronder heeft geleden al helemaal.

Klachtonderdeel 3: verweerster heeft haar declaratie gemodereerd tot het bedrag van € 500, - dat klager aan voorschot had betaald. Van enige tuchtrechtelijk relevante onzorgvuldigheid bij de afwikkeling van de financiële relatie tussen klager en verweerster is niet gebleken.

Klachtonderdeel 4 en 5: daarvan blijkt uit de stukken niet. Aannemelijk is het niet gemaakt. In de tegenspraak van verweerster ligt waar het gaat om klachtonderdeel 4 anders besloten.

Klachtonderdeel 6: dat punt zou (in een wat andere vorm; een advocaat is op dat punt vrij) slechts relevant zijn als vaststaat dat klager eigenlijk in aanmerking zou zijn gekomen voor gefinancierde rechtshulp. Dat is niet gesteld en evenmin gebleken.

Met betrekking tot klachtonderdeel 7 geldt dat verweerster niet verplicht was om, toen zij zich terugtrok omdat zij moest vaststellen dat zij voor klager en diens zaak niets meer kon betekenen, te bewerkstelligen dat haar kantoorgenote (die dat dan ook nog zou moeten willen) de zaak overnam. Dat te doen lag, gegeven het standpunt van verweerster, trouwens ook niet voor de hand.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 10 september 2010 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op

voorzitter