Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1155

Zaaknummer

5770

Inhoudsindicatie

Stelselmatig te late betaling van griffierechten een hoofdelijke omslag. Gegrond. 2 weken schorsing waarvan 1 voorwaardelijk.

Uitspraak

 

         

6 september 2010

No. 5770

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder,

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda,

deken.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 15 maart 2010, onder nummer B268-2009 aan partijen toegezonden op 16 maart 2010, waarbij een bezwaar van de deken gegrond is verklaard en de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk, is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 april 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van de deken.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 28 juni 2010, waar de deken is verschenen.

3. Het bezwaar

3.1 Het bezwaar houdt in:

verweerder is bij herhaling zijn financiële verplichtingen jegens de rechtbank niet behoorlijk nagekomen en heeft daarnaast nagelaten zorg te dragen voor een tijdige betaling van de hoofdelijke omslag aan de orde van advocaten.

3.2 Ter toelichting van het bezwaar is door de deken het navolgende aangevoerd:

 verweerder komt zijn financiële verplichtingen niet c.q. veel te laat na. Verweerder heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een reeks van tuchtrechtelijke overtredingen die zowel ieder voor zich, als in onderlinge samenhang schadelijk zijn voor het vertrouwen in de advocatuur en de eigen beroepsuitoefening van verweerder. Tevens zijn, met name door het niet tijdig betalen van griffierechten, de belangen van derden op het spel gezet.

3.3 Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de raad is door de deken naar voren gebracht dat hij recentelijk contact heeft gehad met de President van de rechtbank, en dat hem daaruit is gebleken dat verweerder in een drietal zaken opnieuw nalatig is gebleven door hem verschuldigde griffierechten tijdig te voldoen. Ook in deze drie zaken heeft de rechtbank een incassoprocedure moeten opstarten.

 

4. De feiten

 De raad heeft vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd. De raad heeft bepaald dat de onvoorwaardelijke schorsing aanvangt op de 10e dag na het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak. Het hof zal de aanvangsdatum bepalen zoals hierna omschreven teneinde verweerder gedurende ongeveer eenzelfde periode in de gelegenheid te stellen voorzieningen te treffen.

6. De beslissing

Het hof:

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 15 maart 2010, gegeven onder nummer B268-2009, behoudens ten aanzien van hetgeen daarin is bepaald met betrekking tot de ingangsdatum van de schorsing;

en in zoverre opnieuw beslissende:

- bepaalt dat de onvoorwaardelijke schorsing van één week aanvangt op 1 november 2010.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. Van Maanen, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, A.G. Scheele-Mülder, G.R.J. de Groot en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2010.