Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1075

Zaaknummer

B 233 - 2009

Inhoudsindicatie

Op geen enkele wijze gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van diens taak als deken zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

 

 

B233-2009 Verzet

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van:

 

klager,

 

tegen

 

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

1.         Verloop van de verzetprocedure.

 

Verwezen wordt naar de tussenbeslissing van de raad van 12 april 2010 en alle daarin genoemde stukken.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opnieuw te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 5 juli 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 21 mei 2010. Daarbij werd hen medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 21 juni 2010.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

 

2.         De feiten

 

2.1.            Klager heeft in augustus 2002 klachten over een tweetal advocaten ingediend bij een voorganger van verweerder. Deze klachten zijn destijds door de toenmalige deken behandeld en afgerond met een dekenstandpunt.

 

2.2.            Klager heeft zich per e-mail d.d. 13 maart 2009 tot verweerder gewend betreffende de voortzetting van voormelde klachten. Verweerder heeft klager per e-mail d.d. 18 maart 2009 bericht dat hij ten aanzien van een van beide advocaten niet bevoegd was, omdat deze kantoor houdt te B., en dat hem ten aanzien van de andere genoemde advocaat niet is gebleken dat zij advocaat is. Klager heeft verweerder per e-mail d.d. 19 maart 2009 bericht dat de betreffende advocaat haar mans naam voert, waarna verweerder haar in het Vademecum aantrof.

 

 

B233-2009

 

2.3.            Verweerder schreef bij brief d.d. 19 maart 2009 aan klager geen concrete klachten in de aan verweerder gerichte correspondentie van klager te hebben aangetroffen. Verweerder schreef vervolgens geen onderzoek te zullen instellen, omdat klager geen goed gemotiveerde klacht bij verweerder indiende.

 

3.         De klacht

 

3.1.      De klacht houdt het volgende in:

            Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het        arrondissement ’s Hertogenbosch klachten van klager tegen de voorganger van     verweerder, en mr. X, advocaat te A., niet behandeld.

 

4.         Beslissing van de voorzitter

 

De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat nergens uit is gebleken welke klachten klager concreet tegen de advocaten had zodat het verweerder niet kwalijk viel te nemen waarom hij geen reden zag iets te onderzoeken. Dat de voorganger of voorgangers van verweerder deze klachten reeds had behandeld en deze klachten niet aan de raad hebben doorgestuurd valt verweerder naar het oordeel van de voorzitter voorts niet te verwijten.

 

 

5.         Het verzet

 

5.1.      Het verzet bestaat uit het volgende:

            Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter.

 

 

6.         Beoordeling van het verzet

 

6.1.      Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter terecht overwogen dat uit de overgelegde stukken op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van diens taak als deken zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd. Noch in het verzetschrift, noch tijdens de mondelinge behandeling heeft klager feiten en omstandigheden naar voren gebracht die tot een andere conclusie leiden.

 

6.2.      Het onderzoek in verzet heeft dan ook niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing  van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.

 

6.3.      De raad is dan ook van oordeel dat het verzet als ongegrond moet worden afgewezen

 

 

7.         Beslissing

 

De raad verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. drs. P.A.M. van Hoef, L.W.M. Caudri, Chr.M.J. Peeters, L.J.G. de Haas, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 6 september 2010.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                               mr. W.E.A.Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                          voorzitter.

 

 

Verzonden op: 7 september 2010

 

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.