Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-10-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1266

Zaaknummer

10-60

Inhoudsindicatie

Schending van gedragsregel 15 lid 2 levert gelet op de bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak geen tuchtrechtelijk verwijt op, nu geen nieuwe informatie aan de procedure werd toegevoegd.

Uitspraak

10-60

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 28 april 2010 heeft mr. A.P.J. de Bruyn, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen ter kennis gebracht van de Raad van Discipline de klacht van:

mr.  [ ]

en

mr. [ ]

notarissen te [ ]

hierna te noemen klagers

tegen

mr.[ ],

advocaat te [ ]

hierna te noemen verweerder

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline van 6 september 2010. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter en mrs. E. Bige, F. Klemann, C.J.M. de Vlieger en C.J. Lunenberg-Demenint, leden van de raad en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier. Ter zitting is enkel verweerder verschenen. Klagers zijn zonder opgave van redenen niet verschenen.

2. De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat in een arbeidsrechtelijke procedure, waarbij klagers als werkgevers betrokken zijn geweest. Verweerder trad op voor een aantal werknemers. Klagers verwijten verweerder handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Meer in het bijzonder verwijten zij dat verweerder na een terechtzitting waarbij een ontbindingsverzoek aan de orde was, een brief met productie heeft gezonden aan de kantonrechter, zonder daarvoor toestemming te hebben gevraagd van klagers (gedragsregel 15 lid 2).

3. Verweerder heeft verweer gevoerd. Verweerder heeft gesteld dat er, naar de letter, wellicht een overschrijding is van gedragsregel 15 lid 2, doch dat hij niet heeft gehandeld in strijd met de strekking van deze gedragsregel. De door hem, na afloop van de mondelinge behandeling, overgelegde brief, betreft een brief waaruit hij in het verweerschrift heeft geciteerd. Hij heeft de brief slechts willen overleggen teneinde de kantonrechter en klagers in staat te stellen de juistheid van het citaat te controleren. Verweerder heeft aangevoerd dat hij door overlegging van de brief geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aan de discussie heeft toegevoegd. Voor zover de brief meer omvatte dan de in het verweerschrift aangehaalde citaten, waren zij voor de betreffende procedure niet relevant.

4. 

Bij de beoordeling van de klacht gaat de raad uit van de volgende gegevens.

Klagers, notarissen te[ ], hebben op grond van bedrijfseconomische redenen moeten besluiten tot een reorganisatie. In het kader van de reorganisatie is een procedure tot ontbinding van een aantal arbeidsovereenkomsten aanhangig gemaakt. Verweerder stond in deze procedure een aantal werknemers bij. De mondelinge behandeling vond plaats ter zitting van 17 juni 2009. Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder een verweerschrift ingediend op 15 juni 2009. In het verweerschrift heeft verweerder geciteerd uit een brief, die hij bij het verweerschrift niet heeft overgelegd. Daags na de zitting heeft verweerder deze brief, met afschrift aan klagers, alsnog aan de kantonrechter toegestuurd. Bij beschikking van 1 juli 2009 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan. Tot de processtukken behoren het verzoekschrift en het verweerschrift.

5. De raad beoordeelt de klacht als volgt.

Bij de beoordeling van de klacht neemt de raad als uitgangspunt hetgeen in artikel 15 lid 2 van de Gedragsregels voor advocaten is neergelegd, te weten dat, nadat in een aanhangig geding om een uitspraak is gevraagd, het de advocaat niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Ter zitting van de kantonrechter op 17 juni 2009 is bepaald dat beschikking zou worden gewezen. Vaststaat dat verweerder geen toestemming van klagers heeft gevraagd voor toezending van een kopie van de brief waaruit verweerder in het verweerschrift citeerde. Verweerder heeft door dit handelen de in gedragsregel 15 lid 2 neergelegde norm naar de letter geschonden. Een advocaat die deze norm niet in acht neemt, handelt in het algemeen in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, behoudens bijzondere omstandigheden.

Verweerder heeft in zijn verweerschrift verwezen naar en geciteerd uit de brief die hij na afloop van de zitting aan de kantonrechter heeft toegestuurd. Vergelijkt men hetgeen in het verweerschrift is gesteld met de inhoud van de brief, dan blijkt het gestelde in het verweerschrift daarmee overeen te komen. Weliswaar omvat de brief meer dan in het verweerschrift wordt gesteld, doch voor zover deze brief meer omvat dan in het verweerschrift is omschreven, heeft verweerder onbetwist gesteld dat dit meerdere niet relevant was voor de ontbindingsprocedure.

Nu door overlegging van de brief feitelijk geen nieuwe relevante informatie aan de kantonrechter is voorgelegd, is de raad van oordeel dat in dit bijzondere geval, geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar gedrag. De klacht is derhalve ongegrond. 

De beslissing van de raad luidt derhalve als volgt:

De klacht is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het

openbaar op 11 oktober 2010.

Voorzitter       Griffier