Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1058

Zaaknummer

R. 3431/10.61 IV

Inhoudsindicatie

Verzoek tot opheffing schorsing ex artikel 60b Advocatenwet afgewezen.

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1Bij faxbrief van 30 augustus 2010 heeft verzoeker aan de Raad van Discipline een verzoek ex artikel 60b lid 7 Advocatenwet doen toekomen. Verzoeker

 heeft dit verzoek toegelicht bij faxbrieven van 9 en 10 september 2010. Een kopie van voornoemde faxbrieven met bijlagen is aan deze beslissing gehecht.

1.2 Naar aanleiding van het verzoek zijn verzoeker en verweerder op 13 september 2010 door de voltallige Raad achter gesloten deuren gehoord. Verzoeker

had een toehoorder, mr. P., advocaat te Rotterdam, meegenomen.

 

VERZOEK

2.1 Verzoeker heeft zich tot de Raad gewend met het verzoek de door de Raad bij beslissing van 3 mei 2010, bekrachtigd door het Hof van Discipline bij beslissing

van 12 juli 2010, opgelegde schorsing (voor onbepaalde tijd) in de uitoefening van zijn praktijk, met onmiddellijke ingang op te heffen.

2.2 Verzoeker heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat hij, blijkens de niet ondertekende arbeidsovereenkomst, in dienst kan treden bij mr. P., advocaat

 te Rotterdam en dat hij – naar eigen zeggen – zijn praktijk per 30 augustus 2010 heeft ontmanteld naar aanleiding van zijn besluit de praktijk niet meer zelfstandig

voort te zetten. Noodzakelijk voor de indiensttreding van verzoeker bij mr. P. voornoemd is dat de schorsing wordt opgeheven.

2.3 Verzoeker verwijt verweerder dat hij de media heeft getipt over de lopende schorsing en schrapping van verzoeker. Voorts heeft verzoeker gesteld dat

verweerder alles in het werk stelt om te verhinderen dat verzoeker terugkeert in de advocatuur, door onder meer geen goedkeuring te verlenen aan de

 stageverklaring.

 

VERWEER

3.1 Verweerder heeft het verzoek gemotiveerd weersproken, zowel bij brief van 8 september 2010 met bijlagen, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht

alsmede op de mondelinge behandeling ter zitting.

3.2 Verweerder stelt dat door verzoeker in het verzoekschrift geen feiten en/of  omstandigheden zijn gesteld, waarover de tuchtrechter nog geen oordeel heeft

gegeven. De mogelijkheid om in loondienst te treden bij een andere advocaat levert in casu niet een omstandigheid op die tot opheffing van de schorsing zou

moeten leiden. Het verzoek van klager is onvoldoende gesubstantieerd.

3.3 Verweerder heeft betwist dat hij de pers zou hebben getipt over de schorsing van verzoeker en stelt dat verzoeker deze aantijging op geen enkele wijze heeft

onderbouwd. Voorts betwist verweerder dat hij alles in het werk stelt om de terugkeer van verzoeker in de advocatuur te verhinderen en het beleid van de vorige

deken terzake zou doorkruisen. In dat kader heeft verweerder erop gewezen dat de weigering van de stageverklaring aan verzoeker is geschied in de periode dat

hij nog geen deken was.

 

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

4.1  De Raad overweegt als volgt.

4.2  Een verzoek tot wijziging van een maatregel kan slechts worden toegewezen indien sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die zulk een beslissing rechtvaardigen of in geval de gronden van de maatregel zijn komen te vervallen . Daarvan is in casu volstrekt onvoldoende gebleken. De Raad ziet derhalve geen grond voor toewijzing van het verzoek.

4.3 Sedert de uitspraak van het Hof van Discipline van 12 juni 2010 zijn geen nieuwe feiten en/of omstandigheden gebleken die zouden moeten leiden tot de

opheffing van de schorsing. Deze zijn ook niet gesteld. De enkele mogelijkheid om in dienst te treden bij mr. P. doet aan het vorenstaande niet af. In de door

verzoeker geschetste omstandigheden is naar het oordeel van de Raad sprake van dezelfde setting als waar klager voorheen werkzaam was. De aantijgingen van

verzoeker jegens verweerder kunnen op basis van de stukken niet worden vastgesteld en kunnen overigens ook niet leiden tot toewijzing van het verzoek. Het is

niet gesteld noch aan de Raad gebleken dat de gronden van de maatregel zijn komen te vervallen.

4.4 Gelet op het vorenstaande wijst de Raad het verzoek van verzoeker af.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

                        -          wijst het verzoek van verzoeker af.

 

 

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. W.P. Brussaard, mr. A.S. van Stigt en mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken op 20 september 2010.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter