Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-12-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1298

Zaaknummer

R. 3382/10.12

Inhoudsindicatie

De advocaat hoefde in casu niet te twijfelen aan de geloofwaardigheid van haar cliente.

Inhoudsindicatie

Het gelegde beslag is rechtmatig; het lag op de weg van klager om aan te tonen dat hij wel aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan.

Uitspraak

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1  Bij brief van 26 juni 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 11 januari 2010 ontvangen door de Raad.

1.2  Bij beslissing van 8 februari 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen

verzonden op 11 februari 2010.

1.3  Bij brief van 21 februari 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage

hebben gelegen.

1.5  Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 11 oktober 2010. Ter zitting is verweerster verschenen. Namens klager is mr. J. Groen, advocaat

te Wassenaar verschenen. Klager zelf is niet verschenen.

 

2.    DE KLACHT EN HET VERZET

Klager verwijt verweerster dat zij:

a.  in het verzoek strekkende tot echtscheiding van 3 maart 2009 ten onrechte heeft gesteld dat klager zijn echtgenote mishandeld heeft en dat zijn

echtgenote daarvan aangifte heeft gedaan;

b.  weigert een namens haar cliënte gelegd loonbeslag op te heffen terwijl klager aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

 

De gronden van het verzet.

Er zijn geen gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een herhaling dan wel uitwerking van hetgeen klager in zijn klacht heeft gesteld.

 

3.  VERWEER

Verweerster heeft tot haar verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1Verweerster betwist dat zij ten onrechte namens haar cliënte heeft gesteld dat klager haar mishandeld heeft en dat zij daarvan aangifte heeft gedaan.

Verweerster heeft geen reden gehad om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van haar cliënte. Een en ander is mede gebaseerd op geluidsbanden die zij heeft

gehoord en het feit dat haar cliënte onder behandeling was voor sexuele en lichamelijke mishandeling.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2 Verweerster heeft gesteld dat haar cliënte terecht heeft geweigerd mee te werken aan het opheffen van het loonbeslag nu klager weigert te voldoen aan zijn

betalingsverplichtingen.

 

4.  BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1  Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting en het feit dat er geen nieuwe gronden voor het verzet zijn aangevoerd onderschrijft de Raad het

oordeel van de plaatsvervangend voorzitter van 8 februari 2010 en maakt deze tot de zijne.

 

4.2        Ten overvloede overweegt de Raad dat uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte van dinsdag 19 mei 2009 volgt dat de cliënte van verweerster ten

overstaan van de politie heeft verklaard: “Na vele scheldpartijen en mishandelingen, ik heb hier ook opnames van, ben ik in maart 2009 op mijzelf gaan wonen”. De

Raad is van oordeel dat, gegeven deze verklaring van de cliënte van verweerster, laatstgenoemde ook niet hoefde te twijfelen aan juistheid van de mededeling van

haar cliënte op dit punt.

           

5. BESLISSING

 

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

 

 

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. M. Aukema,mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 13 december 2010.

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter