Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0560

Zaaknummer

5525

Inhoudsindicatie

Verwijt aan verweerder de belangen van twee partijen te hebben gediend. Ongegrond.

Uitspraak

 

         

9 april 2010

No. 5525

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 29 mei 2009, onder nummer 36/08, aan partijen toegezonden op 2 juni 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 30 juni 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- de brief van klager aan het hof van 18 januari 2010.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 5 februari 2010, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in:

 Verweerder heeft door zowel op te treden voor verweerder als voor de heer Z. twee heren gediend.

4. De feiten

 De raad heeft vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 29 mei 2009.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. P.J. Baauw, H. van Loo,  J.C. van Oven en B.J.Th. Bouma, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2010.