Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1069

Zaaknummer

R. 3405/10.35

Inhoudsindicatie

 

De vereiste communicatie met cliënt heeft plaatsgevonden. Het gestelde onzorgvuldige handelen door klager kan niet worden vastgesteld. Verzet ongegrond.

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

  1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

 

1.1 Bij brieven van 4 en 24 november 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht

door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 2 maart 2010 ontvangen door de Raad.

 

1.2  Bij beslissing van 30 maart 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen

verzonden op 6 april 2010.                  .

1.3  Bij brief van 9 april 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben

gelegen.

1.5   Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 14 juni 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Verweerder werd ter zitting

 bijgestaan door mr. van D., advocaat te G.

 

2. DE KLACHT EN HET VERZET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

 

De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij hem onjuist heeft geïnformeerd, door hem mede te delen dat er nog nieuwe informatie en/of stukken bij de Hoge Raad konden worden ingediend dan wel de zaak heropend zou kunnen worden. Voorts is klager van mening dat verweerder hem van alle kanten heeft tegengewerkt.

 

De gronden voor het verzet

Het verzet is deels een herhaling en deels een uitwerking van de reeds ingediende klacht.

 

3.   VERWEER

 

Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

 

3.1 Verweerder heeft op 30 januari 2007 een uitgebreid cassatieadvies aan de advocaat van klager uitgebracht. Vervolgens heeft verweerder een cassatie

-dagvaarding opgesteld en uitgebracht. Verweerder heeft gesteld dat klager meermalen heeft aangegeven dat hij bij de Hoge Raad nadere stukken wilde indienen,

 maar dat verweerder klager dit zowel mondeling als schriftelijk heeft afgeraden, omdat de Hoge Raad dergelijke stukken niet in behandeling zou nemen. Voorts

 heeft verweerder gesteld dat hij klager meerdere malen heeft uitgelegd dat de Hoge Raad niet opnieuw (als derde instantie) over de feiten oordeelt. Ten slotte heeft

 verweerder klager gewezen op de mogelijkheid van een herroepingsprocedure. Over deze procedure heeft verweerder klager onder meer geadviseerd in zijn brief

 van 3 juli 2009. Verweerder heeft klager erop gewezen dat het lastig is om de stelling terzake een vervalste brief te bewijzen. Naar aanleiding van dit advies heeft

 klager naar de mening van verweerder in goede harmonie het dossier opgehaald en de opdracht beëindigd.

 

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

 

4.1  Klager heeft gesteld dat hij niet namens de besloten vennootschap B. C. B.V. de klacht heeft ingediend maar op persoonlijke titel althans in zijn hoedanigheid van

directeur van voornoemde vennootschap. Deze onjuiste weergave in de voorzittersbeslissing leidt niet tot gegrondheid van het verzet doch de

voorzittersbeslissing dient ter zake te worden aangepast.

 

4.2 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de Raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter van 30 maart 2010. Door klager

 zijn in het verzet geen gronden aangevoerd, die zouden moeten leiden tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter op 30 maart 2010 heeft gegeven.

 

4.3 Ten overvloede overweegt de Raad dat de door klager gestelde vordering omtrent het meerwerk niet voor het eerst in een cassatieprocedure aan de orde kon

worden ingesteld. Verweerder heeft dit in zijn cassatie-advies uitgebreid aan klager toegelicht. Wellicht is een cassatieprocedure en de wijze waarop deze verloopt

 voor klager een vreemde dan wel onbegrijpelijke gang van zaken, maar dit maakt niet dat verweerder zijn werkzaamheden niet naar behoren zou hebben

 uitgevoerd dan wel tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager zou hebben gehandeld.

 

5.  BESLISSING

 

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verstaat dat de klacht is ingediend door de heer [naam klager] en niet door de besloten vennootschap B. C. B.V. en verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 23 augustus 2010.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter