Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-10-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1278

Zaaknummer

R. 3316/09.148

Inhoudsindicatie

Een kantoorgenoot van de advocaat over wie wordt geklaagd kan in de gegeven omstandigheden niet worden aangesproken op het gestelde verwijtbaar handelen van diens collega.

Uitspraak

1.  VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1  Bij brief van 3 februari 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 11 september 2009 ontvangen door de Raad.

1.2  Bij beslissing van 30 september 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 1 oktober 2009.

1.3  Bij faxbrief van 12 oktober 2009 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de hoofdgriffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5 H et verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 23 augustus 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen

 

2.  DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht

2.1    Klager verwijt verweerder c.q. diens kantoor, dat hij correspondentie en nota’s bleef sturen aan klager persoonlijk in plaats van aan diens besloten vennootschap R. Voorts verwijt klager verweerder dat hij geen werkzaamheden voor R. heeft verricht, dat er een foutieve toevoegingsaanvraag is ingediend en dat verweerder zijn werkzaamheden pas zou aanvangen, nadat de toevoeging zou zijn afgegeven.

 

De gronden van het verzet

2.2    Er zijn geen gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een herhaling dan wel uitwerking van hetgeen klager in zijn klacht heeft aangevoerd.

 

3 VERWEER

3.1Verweerder heeft gesteld dat de verbreking van de samenwerking niet is veroorzaakt door het al dan niet foutief indienen van een toevoegingsaanvraag, maar door de eis van het kantoor van verweerder dat de vennootschap van klager eerst aan haar betalingsverplichtingen diende te voldoen. Verweerder heeft voorts gesteld dat de samenwerking tussen het kantoor van verweerder en klager al was beëindigd voordat de aanvraag van de toevoeging in behandeling werd genomen, zodat het belang van het foutief invullen van de aanvraag aan de klacht is komen te ontbreken. De aanvraag had immers, indien nodig, relatief eenvoudig verbeterd kunnen worden of desnoods opnieuw kunnen worden ingediend. Dit was echter door het verbreken van de samenwerking door klager niet meer aan de orde.

3.2 Tenslotte heeft verweerder gesteld dat hij en zijn kantoorgenoot 1,6 en 6,7 uur aan de zaak hebben besteed. De eerste bespreking is voorbereid, met verweerder voorbesproken en ook de tijd van de bespreking zelf is aan klager in rekening gebracht.

 

4BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting en het feit dat er geen nieuwe gronden voor het verzet zijn aangevoerd, onderschrijft de Raad het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter van 30 september 2009 en maakt deze tot de zijne.

4.2 Ten overvloede overweegt de Raad dat de werkzaamheden van de kantoorgenoot van verweerder in tuchtrechtelijke zin niet aan verweerder kunnen worden toegerekend.

 

5.  BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 11 oktober 2010.

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter