Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0583

Zaaknummer

09-269U

Inhoudsindicatie

Verzetprocedure. Aan verzet liggen dezelfde argumenten ten grondslag als aan eerdere klacht. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 19 april 2010

in de zaak 09-269U

 

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad op de klacht van:

 

k l a g e r s

 

tegen:

 

De heer mr.

v e r w e e r d e r

 

1.             Verloop van de procedure

 

1.1         Bij brief van 28 september 2009, bij de raad binnen gekomen op 29 september 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Bij beslissing van 15 oktober 2009 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 oktober 2009 aan klagers is verzonden.

1.3         Bij brief van 28 oktober 2009, door de raad ontvangen op 29 oktober 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

1.4         Het verzet is behandeld ter zitting van 15 februari 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5         De raad heeft kennis genomen van:

- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 28 oktober 2009;

- brief mr. H.Th.H.J. Vlek d.d. 26 januari 2010 met bijlage. De bijlage betreft een brief van de getuige.

2.             De klacht; het verzet

 

2.1         De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet zich voorafgaand aan het getuigenverhoor met de door klagers opgeroepen getuige heeft verstaan en hem onjuiste mededelingen heeft gedaan, althans onjuiste suggesties heeft gewekt omtrent een vermeend justitieel onderzoek tegen klager sub 1.

2.2         Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Klager voert voor het verzet dezelfde argumenten aan die hij eerder aan de klacht ten grondslag heeft gelegd.

3.             Feiten

 

3.1         Voor de vaststelling van de feiten verwijst de raad naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter d.d. 15 oktober 2009. Het verzetschrift bevat geen gronden die nopen tot aanvulling of wijziging in de vaststelling van de feiten.

3.2         De getuige heeft in zijn verklaring d.d. 30 november 2009 het volgende geschreven:

“Het is voor mij thans, bijna een jaar na de zitting van 8 december 2008, in het geheel niet meer duidelijk wat de exacte bewoordingen zijn geweest en door wie die zijn gedaan in de gang van de rechtbank. Ik kan mij niet meer voor de geest halen wie wat gezegd heeft en in welke context dat gebeurd is. Ik blijf bij mijn oorspronkelijke verklaring en heb daar verder niets aan toe te voegen. Met name mijn antwoord op de vragen van mr. H. geven reeds weer dat het mij toen al niet meer exact duidelijk was of O. danwel zijn advocaat de opmerkingen gemaakt heeft over het onderzoek.”

4.       Beoordeling van het verzet / de klacht

4.1         Het verzetschrift van klager bevat dezelfde argumenten die aan de klacht ten grondslag zijn gelegd. In zijn verzetschrift heeft klager niet concreet gemotiveerd waarom de plaatsvervangend voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijk ongegrondverklaring had mogen komen. Tegenover de motivering van het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter heeft klager onvoldoende gesteld of aannemelijk gemaakt om die beslissing aan te tasten. De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is terecht en op juiste gronden gewezen. Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad van oordeel dat de klacht in ongegrond is en dat er geen aanknopingspunten zijn voor nader onderzoek, noch tot het horen van een getuige, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard.

4.2         Gelet op de inhoud van de schriftelijke verklaring d.d. 30 november 2009 van de getuige, de getuige herinnert het zich niet meer precies, ziet de raad geen aanknopingspunten voor het horen van deze getuige.

 

BESLISSING:

4.3         De raad van discipline:

 

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2010.

 

 

 

voorzitter                                                                                                         griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 april 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

-  klagers;

-  verweerder;

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht;

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.