Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-11-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0471

Zaaknummer

R. 3278/09.110

Inhoudsindicatie

Het dagvaarden van een voormalig cliënt voor een vordering van € 4.10

Inhoudsindicatie

Handelen in strijd met gedragsregel 27 lid 5 van de Gedragsregels door de tijd besteed aan een begrotingsprocedure te kwalificeren als buitengerechtelijke kosten

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1             Bij brief van 10 december 2008 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 30 juli 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, op het kantoor van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 28 september 2009. Ter zitting is verweerder verschenen. Klaagster is met voorafgaand bericht niet verschenen.

 

FEITEN

2.1             In de periode mei 2004 tot en met mei 2007 heeft verweerder rechtsbijstand verleend aan klaagster, een vennootschap behorende tot een groep alsmede aan de overige vennootschappen behorende tot die groep.

2.2             In april 2007 hebben de vennootschappen van de groep besloten hun zaken voortaan door een andere advocaat te laten behandelen.

2.3             Nadien zijn door verweerder nog declaraties aan diverse vennootschappen van de groep gezonden tot een bedrag van € 11.772,06, waaronder een declaratie aan klaagster ten bedrage van € 104,41.

2.4             Diverse vennootschappen van de groep, waaronder klaagster, hebben de juistheid van de declaraties betwist en om een nadere specificatie gevraagd.

2.5             Verweerder heeft hierop voorgesteld het bedrag van de betwiste vorderingen onder de deken te storten en de betreffende declaraties ter begroting in te dienen bij de Raad van Toezicht.

2.6             Dit voorstel is door klaagster en de groep waaraan zij is gelieerd geaccepteerd. Klaagster en de andere vennootschappen hebben het gedeclareerde bedrag in depot bij de deken gestort en op diezelfde dag heeft verweerder zijn declaraties ter begroting ingediend.

2.7             Bij beslissing van 19 juni 2008 van de Raad van Toezicht is het totaal van de declaraties teruggebracht tot € 10.800,--.

2.8             De declaratie die betrekking had op klaagster is door de Raad van Toezicht terugbracht van € 104,41 naar € 37,47.

2.9             Het bedrag van € 10.800,-- is vervolgens door de Raad van Toezicht, vermeerderd met 2,5% rente, aan verweerder overgemaakt. Het restant is door de Raad van Toezicht aan de groep waaraan klaagster gelieerd is teruggestort.

2.10        Verweerder heeft vervolgens aanspraak gemaakt op vergoeding van de handelsrente over de periode dat zijn begrotingsverzoeken bij de Raad in behandeling zijn geweest, onder aftrek van de rente die over die periode door de Raad is vergoed.

2.11        Klaagster en de overige vennootschappen van de groep zijn niet tot betaling hiervan over gegaan.

2.12        Verweerder heeft klaagster en de andere vennootschappen van de groep bij dagvaarding van 26 augustus 2008 in rechte betrokken.

2.13        Verweerder heeft in de dagvaarding sub 3 gesteld:

Buitengerechtelijke incassokosten

Als gezegd, heeft M., klaagster [1] bij brief van 14 juli 2008 gesommeerd ten einde betaling buiten rechte te verkrijgen. M. maakt dan ook aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 300,-- exclusief BTW, welke kosten, gezien het financiële belang en de aan de incasso buiten rechte bestede tijd (inclusief de begrotingsprocedure), ad circa drie uren, alleszins redelijk zijn en in overeenstemming zijn met de staffel incassokosten in rolzaken sector kanton”.

2.14        Voor klaagster kwam het erop neer dat in die procedure door verweerder een veroordeling werd gevorderd tot betaling van een bedrag aan hoofdsom groot € 4,10.

2.15        Bij vonnis van 12 januari 2009 zijn de vorderingen van verweerder afgewezen onder veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure.

 

 

KLACHT

3.         Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a.         haar ten onrechte in rechte heeft betrokken ter incassering van een

bedrag van € 4,10 aan verschuldigde rente. Klaagster acht het in rechte aanhangig maken van een dergelijke vordering in strijd met gedragsregel 1 en gedragsregel 23 lid 2;

b.         in de desbetreffende procedure, in strijd met artikel 27 lid 5, buitengerechtelijke incassokosten in verband met aan de begrotingsprocedure bestede tijd heeft gevorderd.  

 

VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1             Verweerder heeft gesteld dat alle vennootschappen behorende tot de groep weliswaar zelfstandige eenheden zijn, maar dat de groep als overkoepelende entiteit opdrachtgever van verweerder c.q. diens kantoor is geweest. Hoewel de vennootschappen afzonderlijk gedagvaard zijn, hebben deze vennootschappen niet alle afzonderlijke kosten voor rechtsbijstand hoeven te maken. Het kantoor van verweerder is in de proceskosten veroordeeld en volgens verweerder is klaagster schadeloos gesteld. Artikel 23 lid 2 van de gedragsregels is naar de mening van verweerder niet aan de orde nu klaagster in verzuim is geraakt door het niet (tijdig) betalen van een in de begrotingsprocedure grotendeels deugdelijk gebleken declaratie. Een gerechtelijke procedure wordt gevoerd op het risico van ongelijk en om die reden is verweerder van mening dat het verwijt dat hij klaagster onnodig op kosten heeft gejaagd ongegrond is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2             Verweerder heeft gesteld dat in de dagvaarding abusievelijk is opgenomen dat onder de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten tevens de voor de begrotingsprocedure bestede tijd is begrepen. Deze vergissing is volgens verweerder tijdens de comparitie al rechtgezet. In de begrotingsprocedure zijn twaalf deelverzoeken ingediend. Volgens verweerder blijkt hieruit dat de aan de begrotingsprocedure bestede tijd niet kan zijn begrepen in de drie uren waarvoor buitengerechtelijke incassokosten gevorderd zijn.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1             Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat verweerder dan wel diens kantoorgenoten een aantal jaren voor klaagster en de groep waaraan zij is gelieerd werkzaamheden heeft verricht, waarbij voor enkele honderdduizenden euro’s aan declaraties in rekening zijn gebracht. Op enig moment is er een discussie ontstaan over de hoogte van een aantal declaraties. Klaagster heeft onverplicht het door verweerder gestelde verschuldigde bedrag gestort onder de deken. In de begrotingsprocedure is het totaalverschuldigde bedrag gematigd met een bedrag van afgerond € 1.000,--. Alle vorenstaande feiten in aanmerking nemende is de Raad van oordeel dat een redelijk handelend advocaat in een dergelijke situatie geen vordering in rechte instelt voor een bedrag van € 4,10. De Raad is dan ook van oordeel dat verweerder terzake niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.2             Regel 27 lid 5 van de Gedragsregels bepaalt dat indien een cliënt een specificatie van de declaratie vraagt, de advocaat die dient te verstekken en dat de declaratie daardoor niet hoger mag uitkomen dan de oorspronkelijke. Dat impliceert dat ook als gevolg van een begrotingsprocedure de declaratie niet hoger dan de oorspronkelijke mag uitkomen. Het vorderen van een vergoeding ter zake van buitengerechtelijke kosten in verband met een begrotingsprocedure komt er op neer dat de declaratie als gevolg van de verlangde specificatie wordt verhoogd en is daarom niet toelaatbaar. Het verweer dat de vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten in de dagvaarding abusievelijk mede is gegrond op de tijd die de begrotingsprocedure heeft gekost, komt de Raad niet aannemelijk voor. De Raad merkt in dit verband nog op dat evenmin is gebleken dat verweerder de gestelde vergissing ter comparitie heeft hersteld. Ook dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

          

MAATREGEL

6.         Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de

            maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 

BESLISSING

7.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

                        -          verklaart de klachtonderdelen a en b gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.P.M.  Borsboom, mr. W.P. Brussaard, mr. P.S. Kamminga, mr. E.J. van der Wilk, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2009.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren. Na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.

 

 

[1] Wijziging van de bewerker uitspraak.