Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-01-2009

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0539

Zaaknummer

5222

Inhoudsindicatie

Verweerder ontving klager en behield stukken. Klager mocht er op vertrouwen dat verweer actie zou ondernemen. Stelling verweerder dat hij de zaak niet aangenomen had, werd verworpen. Gegrond. Eén week voorwaardelijke schorsing.

Uitspraak

 

         

9 januari 2009

No. 5222

Hof van Discipline

Beslissing

Naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder,

tegen:

klager.

1.   Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 19 mei 2008, onder nummer 07-300A, aan partijen toegezonden op 21 mei 2008, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en als maatregel een voorwaardelijke schorsing voor de duur van 1 week met een proeftijd van twee jaar is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 19 juni 2008 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg

-  de antwoordmemorie van klager, ontvangen 7 oktober 2008, met bijlage.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 31 oktober 2008, waar verweerder en klager zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergeven in dat verweerder de belangen van klager niet heeft behartigd, zoals klager dat van zijn advocaat had mogen verwachten. Door het innemen van het dossier zonder enig voorbehoud te maken heeft verweerder de opdracht aanvaard de belangen van klager te zullen behartigen. Door vervolgens niets te ondernemen heeft verweerder de belangen van klager ten onrechte verwaarloosd.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

 Klager ontving een brief d.d. 8 juni 2007 van mr. L, die optrad voor de B. Op het door B geëxploiteerde bungalowpark had klager twee percelen met daarop twee met elkaar verbonden bungalows in erfpacht. In de brief werd klager gesommeerd de permanente bewoning van de bungalows te staken, en werd een procedure aangekondigd waarin ook schade zou worden gevorderd. Klager zou deze procedure nog kunnen voorkomen door binnen zeven dagen een bijgesloten verklaring te tekenen, waarin hij zich verplichtte de permanente bewoning binnen twee maanden te staken en zich verbond tot het betalen van een boete als hij de bungalows opnieuw permanent zou gaan bewonen. Klager heeft naar aanleiding van deze brief contact opgenomen met verweerder en een afspraak gemaakt voor 13 juni 2007. Klager heeft op die dag de zaak met verweerder besproken en het dossier bij verweerder achtergelaten. Op 11 juli 2007 heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerder en met hem gesproken. Op 30 juli 2007 heeft klager opnieuw telefonisch contact opgenomen met het kantoor van verweerder, waarbij hij vernam dat verweerder met vakantie was en dat mr. S  –  naar later bleek, een juridisch medewerker van verweerder – de zaken waarnam. Op 31 juli 2007 is klager naar het kantoor van verweerder gegaan, waar hij gesproken heeft met mr. S. Deze zegde toe meteen een brief aan mr. L te zullen opstellen. Klager heeft zich later die middag bedacht en heeft zijn dossier opgehaald bij het kantoor van verweerder, omdat hij er geen vertrouwen meer in had.

 Klager is door B gedagvaard. B vorderde een verklaring voor recht dat klager in strijd handelde met de erfpachtvoorwaarden en een bevel de permanente bewoning te staken op straffe van een dwangsom. Bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 oktober 2008 zijn de vorderingen van B afgewezen. B  heeft hoger beroep ingesteld.

4.2 Het hof gaat uit van deze feiten die in hoger beroep niet zijn bestreden.

5. De beoordeling

5.1.   Volgens klager heeft verweerder op 13 juni 2007 toegezegd dezelfde dag of de dag erna een brief aan mr. L te zullen sturen en klager binnen één of twee weken te zullen bellen. Op 11 juli 2007 heeft verweerder volgens klager gezegd dat hij het dossier met spoed zou doornemen en de week daarop iets zou laten horen. Verweerder heeft echter niets gedaan.

5.2.   Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij klager direct heeft gezegd dat er geen juridisch verweer mogelijk was en dat klager de permanente bewoning moest staken. Hij heeft slechts tegen klager gezegd dat hij het dossier zou doornemen en dat als hij nog een oplossing bedacht, hij contact met klager zou opnemen. Verweerder heeft echter geen oplossing bedacht en dus geen contact meer opgenomen. Verweerder betwist dat hij een opdracht van klager heeft gekregen of aanvaard om met mr. L contact op te nemen. Hij heeft ook geen uurtarief besproken of een honorarium gerekend.

5.3.   De raad heeft voorop gesteld dat het een advocaat vrij staat om een opdracht niet te aanvaarden, mits hij dat zo tijdig kenbaar maakt en de cliënt wijst op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen (procedurele) schade ondervindt.

 De raad heeft voorts geoordeeld dat verweerder door het dossier zonder voorbehoud in ontvangst te nemen met de toezegging het te zullen doornemen, bij klager een bepaald verwachtingspatroon heeft geschapen en dat het op de weg van verweerder had gelegen om duidelijk schriftelijk aan klager mee te delen dat naar de mening van verweerder geen juridisch verweer kon worden gevoerd. Door dit na te laten heeft verweerder de kans op schade voor klager laten ontstaan en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, aldus de raad.

5.4.   Verweerder heeft als grief primair naar voren gebracht, dat de klacht van klager geen betrekking heeft op schending van de door de raad in 4.2 van de beslissing waarvan beroep verwoorde regel. Verder houden de grieven van verweerder in dat de raad niet heeft geoordeeld dat klager (procedurele) schade heeft geleden, dat het oordeel van de raad dat verweerder het dossier zonder voorbehoud in ontvangst heeft genomen berust op een onjuiste weergave van de gebeurtenissen omdat verweerder het dossier in ontvangst heeft genomen onder voorbehoud, aangezien hij (nog) geen opdracht had aanvaard maar klager zou berichten als hij alsnog een oplossing zou vinden, en dat de raad ten onrechte heeft geoordeeld dat het in dit geval op de weg van verweerder lag om duidelijk schriftelijk aan klager mee te delen dat geen juridisch verweer gevoerd kon worden. Tenslotte heeft de raad ten onrechte overwogen dat mr. S de praktijk van verweerder heeft waargenomen; mr. S is geen advocaat maar juridisch medewerker.

5.5.1.   Het hof oordeelt als volgt.

5.5.2.  Omtrent de positie van mr. S heeft het hof reeds overwogen onder de vaststaande feiten.

 Het hof verwerpt de grief van verweerder dat de klacht geen betrekking zou hebben op de door de raad omschreven regel. De klacht betreft de wijze van belangenbehartiging door verweerder en hetgeen klager van verweerder mocht verwachten. De raad heeft een regel geformuleerd omtrent het behoorlijk handelen van een advocaat indien hij een opdracht niet aanvaardt. Daarmee is niet de klacht in het onderhavige geval omschreven. Door het vooropstellen van een algemene regel heeft de raad dus niet een andere klacht gegrond verklaard, dan de klacht die klager in dit geval heeft ingediend. De door de raad omschreven algemene regel heeft bovendien wel degelijk verband met het hier aan verweerder verweten handelen.

5.5.3.  In dit geval staat, doordat klager en verweerder daarover van mening verschillen,  niet vast wat in het gesprek op 13 juni 2007 en het telefoongesprek op 11 juli 2007 precies is gezegd en afgesproken.

 Wel staat echter vast, dat klager verweerder in diens hoedanigheid van advocaat heeft bezocht naar aanleiding van een door klager van een andere advocaat ontvangen sommatiebrief, dat klager een gesprek daarover heeft gevoerd met verweerder en dat klager het op de sommatiebrief betrekking hebbende dossier bij verweerder heeft achtergelaten. Bij gebreke van een andersluidende schriftelijke bevestiging van die contacten of een andersluidend schriftelijk advies heeft klager daaruit tenminste mogen begrijpen dat verweerder dat dossier bestuderen en hem naar aanleiding daarvan nader zou berichten. Klager liet immers ook bij verweerder de sommatiebrief achter, waarop een spoedige reactie geboden was. Het had op de weg van verweerder gelegen om tegenover klager duidelijkheid te scheppen en hem dat schriftelijk te bevestigen, als verweerder - zoals hij stelt – een voorbehoud wilde maken en iets anders beoogde dan klager mocht begrijpen, namelijk dat verweerder  het dossier alleen maar onder zich  hield voor het geval hij nog iets zou bedenken, en dat hij klager alleen in dat geval nader zou berichten maar er anders het zwijgen toe zou doen. Verweerder heeft de vereiste  duidelijkheid tegenover klager ook na een tweede (telefonisch) contact met klager op 11 juli 2007, niet geschapen maar klager ook toen, door het dossier nog steeds onder zich te houden en niet schriftelijk uiteen te zetten wat zijn bedoeling daarmee was, in de veronderstelling laten verkeren dat hij nader van verweerder zou horen.

5.5.4.  De raad heeft mitsdien terecht en op juiste gronden de klacht gegrond verklaard. Door het handelen van verweerder is voor klager de kans op schade ontstaan, aangezien hij immers, doordat een reactie op de sommatie van mr. L uitbleef, is gedagvaard (met een, voorshands, voor klager gunstige afloop).

 De grieven van verweerder worden verworpen.

5.5.5.  Het hof beschouwt het nalaten van verweerder tegenover klager als een ernstige omissie en is, mede gelet op eerdere jegens verweerder genomen tuchtrechtelijke maatregelen, van oordeel dat de door de raad opgelegde maatregel juist is, zodat die beslissing zal worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing, waarvan beroep.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, R.W. de Ruuk, A.J.M.E. Arpeau en J.H. Homveld, leden in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2009.