Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-11-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0115

Zaaknummer

08-268Alk

Inhoudsindicatie

Klacht tegen deken. Verzet ongegrond. Deken heeft klacht onderzocht en daardoor voldaan aan haar wettelijke taak. Het niet geven van een persoonlijke visie is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 10 november 2009

in de zaak 08-268Alk

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer mr.

k l a g e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 23 september 2008, bij de raad binnen gekomen op 29 september 2008, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 28 oktober 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 31 oktober 2008 aan klager is verzonden.

1.3 Door middel van een fax d.d. 13 november 2008, bij de raad binnengekomen op 14 november 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 februari 2009. De behandeling is toen geschorst in verband met een verzoek tot wraking van klager met betrekking tot de voorzitter en twee leden van de raad. Dit verzoek is afgewezen bij beslissing van de wrakingskamer van de raad van 2 juni 2009. De behandeling is voortgezet op 1 september 2009, in aanwezigheid van partijen. Van de behandelingen is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij de hiervoor onder 1.3 genoemde fax, en de daarbij gevoegde producties;

- de fax van klager aan het Hof van Discipline d.d. 2 november 2008;

- de fax van klager aan de raad d.d. 5 februari 2009;

- proces-verbaal van de zitting d.d. 11 februari 2009;

- proces-verbaal en beslissing d.d. 2 juni 2009 van de wrakingskamer.

2. De klacht; het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster, in strijd met artikel 46 Advocatenwet, de raad van discipline heeft misleid door onder andere een incorrecte samenvatting te geven van de klacht en geweigerd heeft een persoonlijke visie te geven.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard, omdat de plaatsvervangend voorzitter heeft miskend dat verweerster:

- geen onderzoek heeft gedaan naar de feiten;

- geen concrete vragen heeft gesteld aan de deken in het arrondissement Rotterdam over de omvang van de door klager gesignaleerde belastingfraude;

- zich niet verdiept heeft in de onderliggende casus.

De klachtonderdelen en de gronden van het verzet komen er derhalve op neer dat klager verweerster verwijt dat zij zich niet verdiept heeft in het onderliggende geschil.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klagers partner is reeds jarenlang verwikkeld in diverse procedures, onder andere tegen haar moeder, in verband met de nalatenschap van de vader van klagers partner.

3.2 De moeder van klagers partner werd onder meer bijgestaan door mr. W.  Klagers partner heeft tegen mr. W. drie keer een tuchtklacht ingediend. Deze klachten zijn ingediend bij de voormalige en huidige deken in het arrondissement Amsterdam. Klagers partner heeft aanleiding gezien om tegen het optreden van de huidige en van de voormalige deken een klacht in te dienen. Het onderzoek als bedoeld in artikel 46c lid 2 Advocatenwet van deze klachten is verwezen naar verweerster, in hoedanigheid van deken in het arrondissement Utrecht. Klager heeft vervolgens op 8 maart 2008 een klacht ingediend tegen verweerster over de wijze waarop zij haar onderzoek heeft verricht.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht betreft het optreden van verweerster bij haar onderzoek op grond van artikel 46c lid 2 Advocatenwet van de klachten van klagers partner tegen de voormalig en huidig deken in het arrondissement Amsterdam. De klacht is dus gericht tegen verweerster in haar hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in haar arrondissement. Uitgangspunt is dat wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat het advocatentuchtrecht voor hem blijft gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (i.e. misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.2 In onderhavige zaak is aan de orde de taak van de deken om onderzoek te doen naar bij de deken binnengekomen klachten tegen de voormalige en huidige deken in het arrondissement Amsterdam. De deken heeft beleidsvrijheid ten aanzien van de wijze waarop hij bezwaren onderzoekt en in behandeling neemt. Deze vrijheid is niet onbegrensd. Die vrijheid kent zijn begrenzing in het hiervoor onder 4.1 genoemde uitgangspunt.

4.3 Naar aanleiding van de klacht tegen de voormalige en huidige deken in het arrondissement Amsterdam heeft verweerster een onderzoek gestart. Na afronding van het onderzoek heeft verweerster de klacht ter kennis van de raad van discipline gebracht. De wijze waarop verweerster onderzoek heeft gedaan is, blijkens de stukken, niet tuchtrechtelijk laakbaar. Verweerster heeft met haar handelen op begrijpelijke en passende wijze de wettelijke taken van een deken uitgeoefend. Niet is gebleken dat verweerster een incorrecte samenvatting van de klacht zou hebben gegeven. Het geven van een persoonlijke visie op een klacht valt onder de vrijheid die een deken heeft bij het onderzoek naar een klacht. Het niet geven van een persoonlijke visie is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.4 Klager kent blijkbaar andere dan de hiervoor geschetste taken aan een deken toe. Het behoort echter niet tot de taak van een deken om zich te verdiepen in het onderliggende geschil dat partijen verdeeld houdt, zodat het niet stellen van vragen aan derden met betrekking tot de inhoud van het geschil niet aan verweerster kan worden verweten.

4.5 Het bovenstaande betekent dat de raad met de plaatsvervangend voorzitter van oordeel is dat de klacht kennelijk ongegrond is en dat er geen aanknopingspunten zijn voor nader onderzoek, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard. 

BESLISSING:

4.6 De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gedaan door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. J.R. Goppel, A. de Groot, B.E. van der Molen, M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2009.

voorzitter        griffier

Deze beslissing is in afschrift op 10 november 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.