Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-03-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0755

Zaaknummer

08-241U

Inhoudsindicatie

Verweerder werd verweten dat hij onvoldoende zou hebben gecommuniceerd met klaagster en de zaak inhoudelijk niet goed zou hebben behandeld, terwijl klaagster daardoor een te hoge declaratie moest betalen. Vanwege gebrek aan feitelijke grondslag heeft de raad de klacht ongegrond verklaard.

Uitspraak

                     RAAD VAN DISCIPLINE

                                            in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 24 maart 2009

in de zaak 08-241U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r 

 

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 8 september 2008, door de raad ontvangen op 9 september 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 14 januari 2009. Ter zitting zijn verschenen klaagster en verweerder.

1.3 Van de zitting van 14 januari 2009 is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en

- de stukken genummerd onder 1 t/m 24 in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:

(a)  ondanks de expliciete wens van klaagster, ook schriftelijk kenbaar gemaakt, de achtergrond van haar zaak niet aan de orde te stellen;

(b)   een week het door de wederpartij ingediende verzoekschrift achter te houden met alle gevolgen en kosten van dien;

(c)   een neutrale schikking te bewerkstelligen met de advocaat van de wederpartij zonder medeweten van klaagster;

(d) een schijn van belangenverstrengeling te laten bestaan nu de tweede advocaat van klaagsters wederpartij eerder gewerkt had voor het kantoor waarvan verweerder deel uitmaakt;

(e) geen pleitnota te maken ten behoeve van de ontbindingsprocedure en geen voorgesprek te houden over de voorwaarden van een eventuele schikking;

(f)  aan klaagster absurd hoge declaraties toe te zenden ad. EUR 15.000/17.000,- welke kosten ook niet voorbesproken zijn of meegenomen in de onderhandeling;

(g) tegen de wil van klaagster een regeling te treffen waarin werd opgenomen dat partijen zich over elkaar niet negatief zouden uitlaten;

(h) klaagster onhoffelijk te behandelen, voor tijdens en na de zitting in de ontbindingsprocedure;

(i) emotionele schade te berokkenen aan klaagster, en

(j) de klachten van klaagster niet juist te behandelen.

3. Feiten

3.1 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een geschil dat zij had met haar werkgeefster, een vereniging, waarbij de school waar klaagster sinds 2001 werkzaam was, was aangesloten. Nadat klaagster werd geschorst heeft een kort geding plaatsgehad, waarbij de werkgeefster veroordeeld is klaagster toe te laten tot haar werk op straffe van een dwangsom. Nadien is klaagster opnieuw geschorst en heeft de werkgeefster een verzoek tot ontbinding ingediend. Verweerder heeft namens klaagster opnieuw een kort geding gestart teneinde de tweede schorsing ongedaan te maken en verweer gevoerd tegen het ontbindingsverzoek.

3.2 Tijdens de zitting waarin het kort geding gecombineerd behandeld werd met het verzoek tot ontbinding is tussen partijen een schikking overeengekomen, die ertoe heeft geleid dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is ontbonden, met toekenning van een vergoeding aan klaagster.

4. Beoordeling van de klacht.

4.1 Bij de beoordeling van de klachtonderdelen stelt de raad voorop dat hij de inhoudelijke behandeling van een zaak door een advocaat slechts op hoofdlijnen kan beoordelen, op basis van hetgeen partijen naar voren brengen en aan de hand van eventuele stukken die worden overgelegd. Noch uit de stukken, noch uit hetgeen ter zitting is aangevoerd kan de raad afleiden dat verweerder bij de inhoudelijke behandeling van de zaak van klaagster de normen van het tuchtrecht heeft overschreden. Daaruit volgt dat de klachtonderdelen (a) en (e) ongegrond zijn.

4.2 Ten aanzien van de klachtonderdelen (b), (c), (d), (g), (h), (i) en (j) geldt dat de raad niet heeft kunnen vaststellen, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, dat deze klachten feitelijke grondslag hebben, zodat deze klachtonderdelen reeds daarom ongegrond moeten worden verklaard.

4.3 Bij de beoordeling van klachtonderdeel (f) geldt dat in het kader van deze tuchtrechtprocedure slechts beoordeeld kan worden of sprake is geweest van excessieve declaraties. Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is de raad niet gebleken dat verweerder excessief gedeclareerd heeft. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2009 door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. M. le Belle, mr. J.R. Goppel, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.C. Romijn, leden, en mr. D.J.L. Siegers, griffier

 

voorzitter      griffier

Deze beslissing is op 24 maart 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607