Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0038

Zaaknummer

09-119A

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond. Ondanks uitgesproken schorsing voor onbepaalde tijd houdt verweerder zich niet aan het verbod om als advocaat op te treden ex art. 60b lid 6 Advocatenwet. Verweerder schendt het vertrouwen van cliënten. Verweerder voldoet niet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Centrale Controle Verordeningen en aan financiële verplichtingen en reageert niet op aan hem gerichte brieven. Schrapping van het tableau.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 24 augustus 2009

in de zaak 09-119A

___________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het bezwaar van:

De deken van de orde van advocaten

tegen:

De heer mr.

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 6 mei 2009, op dezelfde dag door de raad ontvangen, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van 17 juni 2009 in aanwezigheid van de deken. Ondanks deugdelijke oproeping op zowel het bij de orde van advocaten van verweerder bekende kantooradres als het adres waarop verweerder in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven, is verweerder zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 9 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 6 mei 2009 genoemde inventarislijst.

2. Bezwaar

2.1. Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, omdat hij:

a) zich niet houdt aan het verbod om als advocaat op te treden tijdens de schorsing die door de raad van discipline is uitgesproken;

b) niet reageert op aan hem gerichte brieven;

c) het vertrouwen van cliënten schendt;

d) niet voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Centrale Controle Verordeningen;

e) niet voldoet aan financiële verplichtingen.

3. Feiten

3.1 Verweerder is als advocaat en procureur beëdigd in Amsterdam op 19 juli 1983. Na 2005 heeft hij de praktijk uitgeoefend op het adres Plantage Middenlaan 20 te Amsterdam. Per e-mail van 14 oktober 2008 (p. 11 van het dossier) en gedurende een gesprek met de deken heeft verweerder aangegeven dat dit nog altijd zijn privé- en kantooradres was.

3.2 Bij beslissing van 12 maart 2007 heeft de raad van discipline naar aanleiding van een verzoek ex artikel 60 b lid 1 Advocatenwet, een verzoek ex artikel 60c lid 1 Advocatenwet, alsmede een dekenbezwaar, aan verweerder met onmiddellijke ingang de maatregel van schorsing voor onbepaalde tijd opgelegd zoals bedoeld in art. 60b lid 1 Advocatenwet, alsmede de maatregel van voorwaardelijke schorsing met een proeftijd van twee jaar vanaf de datum van een eventuele opheffing van de schorsing. Van deze beslissingen is verweerder bij brief van 13 maart 2007 (p. 13 van het dossier) op de hoogte gesteld. Tevens is verweerder gewezen op de gevolgen van de schorsing.

3.3 Het is verweerder gelet op de uitgesproken schorsing onder meer niet toegestaan om op te treden als gemachtigde of advocaat in een procedure bij de (sector kanton van de) rechtbank.

3.4 Op 3 oktober 2008 heeft verweerder bij de rechtbank Utrecht een faillissementsrekest ingediend. De rechtbank heeft verweerder bij brief van 6 oktober 2008 aangeschreven (p. 15 van het dossier) dat het hem op grond van zijn schorsing niet was toegestaan om als advocaat het rekest in te dienen.

3.5 De deken heeft verweerder vervolgens bij brief van 31 oktober 2008 (p. 17 van het dossier) herinnerd aan de gevolgen van de schorsing en heeft tevens erop gewezen dat verweerder niet had voldaan aan de verplichtingen in verband met de controle op de naleving van de centrale verordeningen:

“[…] Uit het ingediende verzoek moet ik afleiden dat u, ten eerste, niet meer doordrongen bent van de betekenis van de schorsing en dat u, ten tweede, kennelijk inmiddels één of meer dossiers als jurist behandelt. Dat laatste is niet toegestaan op grond van de u opgelegde schorsing […]

De gedachte komt bij mij op dat u er veel beter aan doet zich te laten schrappen van het tableau. […] Mocht u zelf schrapping niet wenselijk vinden, dan vrees ik dat ik weinig andere keus heb dan de tuchtrechter een oordeel te vragen over het gebrek aan naleving van de verplichtingen ingevolge diverse verordeningen alsmede handelen in strijd met de schorsing. […]”

3.6 Opgavenformulieren over de jaren 2006 t/m 2008 zijn niet geretourneerd of niet behoorlijk ingevuld (p. 18 t/m 23 van het dossier). Bij gebrek aan gegevens is niet bekend in hoeverre verweerder sinds 2004 heeft voldaan aan zijn opleidingsverplichtingen, noch is bekend of verweerder de beschikking heeft over een Stichting Derdengelden en zijn beroepsaansprakelijkheid afdoende heeft verzekerd. Tevens wordt verweerder verweten dat hij over de jaren 2003 t/m heden geen gevolg heeft gegeven aan herhaalde verzoeken tot betaling van de financiële bijdrage, verschuldigd aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

3.7 Het bedrijf waar het archief van verweerder is opgeslagen liet begin maart 2009 aan de deken weten dat er een betalingsachterstand is ontstaan. Het archief dreigt op straat te worden gezet. Op 4 maart en 10 april 2009 (p. 24/25 van het dossier) heeft de deken verweerder in dat verband een dekenbezwaar in het vooruitzicht gesteld en aangekondigd dat schrapping van het tableau zou worden ingeleid. Eén en ander heeft niet to enige reactie van verweerder geleid.

3.8 Ten slotte is een stafmedewerkster van de deken op 16 april 2009 telefonisch benaderd (p. 26 van het dossier) door een advocaat te Alkmaar, die een echtpaar vertegenwoordigt dat voorheen werd bijgestaan door verweerder. Het echtpaar zou verweerders honorarium contant hebben moeten voldoen en ontmoette verweerder op zijn verzoek in cafés of bij het echtpaar thuis. Begin november 2008 heeft verweerder toegezegd een kort geding aanhangig te zullen maken voor het echtpaar, hetgeen verweerder echter nooit gedaan heeft. Wel meldde zich een andere advocaat.

 

4. Beoordeling

4.1 De raad zal de onderdelen van het bezwaar hierna afzonderlijk behandelen.

4.2 Ten aanzien van het onderdeel a overweegt de raad als volgt.

Gebleken is dat verweerder zich ondanks de hem opgelegde schorsing reeds meerdere malen als advocaat gepresenteerd heeft en in die hoedanigheid een faillissementsrekest heeft ingediend. Daarnaast heeft verweerder zich richting cliënten als advocaat gepresenteerd en hun in het vooruitzicht gesteld dat hij voor hen een procedure zou entameren. Hiermee heeft verweerder gehandeld in strijd met art. 60b lid 6 Advocatenwet.

Het onderdeel is dan ook gegrond.

4.3 Ten aanzien van het onderdeel b overweegt de raad als volgt.

Reeds op 12 maart 2007 heeft de raad geoordeeld tot schorsing van verweerder voor onbepaalde tijd met onmiddellijke ingang. De enige bekende van verweerder afkomstige correspondentie betreft e-mails van 6 en 14 oktober 2008, waarin verweerder een inkomensopgave over het ordejaar 2008-2009 doet, en vervolgens op verzoek van het bureau van de orde van advocaten Amsterdam de juistheid van het adres aan de Plantage Middenlaan 20 te Amsterdam bevestigt. Sindsdien is van verweerder niets meer vernomen. Op de diverse in het dossier opgenomen brieven van de deken is ook geen enkele reactie ontvangen.

Het onderdeel is dan ook gegrond.

4.4 Ten aanzien van het onderdeel c overweegt de raad als volgt.

Ten gevolge van de opgelegde schorsing is het verweerder niet toegestaan om zich als advocaat te presenteren. Zoals blijkt uit hetgeen bij onderdeel a is overwogen, heeft verweerder dit wel degelijk gedaan. Echter, ondanks zijn toezeggingen aan cliënten is verweerder bevoegd noch in staat om handelingen in rechte te verrichten. Aan beloftes die verweerder op dat vlak aan cliënten heeft gedaan kan hij onmogelijk voldoen, zodat hij het door cliënten in hem gestelde vertrouwen schendt.

Het onderdeel is dan ook gegrond.

4.5 Ten aanzien van het onderdeel d overweegt de raad als volgt.

In de beslissing van 12 maart 2007 heeft de raad geoordeeld dat verweerder niet voldoet aan de verplichtingen onder de Centrale Controle Verordeningen. Uit het dossier blijkt dat verweerder over de periode 2006 t/m 2008 geen enkele aangifte heeft gedaan, zodat niet geoordeeld kan worden dat op dit vlak enige verbetering is opgetreden.

Het onderdeel is dan ook gegrond.

4.6 Ten aanzien van het onderdeel e overweegt de raad als volgt.

In de beslissing van 12 maart 2007 is feitelijk komen vast te staan dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan herhaalde verzoeken tot betaling van de financiële bijdrage verschuldigd aan de Nederlandse orde van advocaten. Van enige verbetering in deze situatie is niet gebleken.

Het onderdeel is dan ook gegrond.

5 Maatregel

5.1 Het bezwaar van de deken is gegrond in al zijn onderdelen. De door de deken uitgesproken ernstige twijfels over de juiste praktijkoefening door verweerder zijn dan ook gerechtvaardigd. De reeds op 12 maart 2007 met onmiddellijke ingang door de raad opgelegde onvoorwaardelijke schorsing wordt door verweerder kennelijk met voeten getreden.

5.2 De raad acht de omstandigheden zodanig ernstig dat voortzetting van de praktijk van verweerder, nu en in de toekomst en ik welke vorm dan ook, onverantwoord is. Nu de eerder opgelegde maatregelen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid rest de raad niets anders dan het nemen van de meest vergaande maatregel. De raad besluit verweerder te schrappen van het tableau.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar gegrond;

- schrapt verweerder van het tableau.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. J.R. Goppel, mr. M. Pannevis, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2009.

 

voorzitter             griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 augustus 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

 

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.