Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-03-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0735

Zaaknummer

08-226 A

Inhoudsindicatie

a en b ongegrond;

Inhoudsindicatie

c gegrond.

Inhoudsindicatie

Tuchtrechtelijk laakbaar handelen door het verloop van schikkingonderhandelingen te openbaren in conceptdagvaarding, waarmee de rechtbank om zittingsdatum voor een kort geding is gevraagd. Hieraan doet niet af dat deze passages in de definitieve dagvaarding ontbreken.

Uitspraak

BESLISSING d.d. 24 maart 2009

in de zaak 08-226A

________________________

 

De raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 21 augustus 2008 binnengekomen klacht van:

de heer

p/a mr.

k l a g e r s  sub 1

mr.

k l a g e r   sub 2

tegen:

mr.

v e r w e e r d e r 

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief aan de raad van 19 augustus 2008, bij de raad binnengekomen op 21 augustus 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 januari 2009, in aanwezigheid van mr. De Bres namens klager sub 2, die ook optrad namens klager sub 1, en van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad; en

- de stukken genummerd 1 t/m 14 zoals opgenomen in de bij die brief gevoegde bijlagen.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a) na afwijzing door de Rechtbank Amsterdam van een verzoek om verlof tot het leggen van conservatoir beslag hetzelfde verzoek ongewijzigd aan de Rechtbank Dordrecht heeft voorgelegd, zonder daarbij melding te maken van de (reden van de) eerdere afwijzing van het eerdere verzoek;

b) als productie ten behoeve van een kort geding confraternele correspondentie heeft overgelegd;

c) melding heeft gemaakt van het verloop van schikkingsonderhandelingen in een conceptdagvaarding en met dit concept een zittingsdatum voor een kort geding heeft gevraagd aan de Rechtbank. Nadien heeft verweerder een (definitieve) dagvaarding uitgebracht die afweek van de conceptdagvaarding (doordat het verloop van de schikkingsonderhandelingen hieruit geschrapt was).

2.2 Door aldus te handelen heeft verweerder volgens klagers de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan;

3.2 Klager sub 2 behartigt de belangen van klagers sub 1 in een geschil tegen de cliënten van verweerder. Dit geschil vloeit voort uit de beëindiging van een gezamenlijk aandeelhouderschap en de daaruit voortvloeiende concurrentieperikelen. In deze kwestie hebben inmiddels drie kortgedingprocedures plaatsgevonden en loopt thans nog een bodemprocedure.

3.3 In augustus 2007 heeft verweerder voor zijn cliënten verlof gevraagd om ten laste van klagers sub 1 conservatoir beslag te doen leggen. Dit verlof is gevraagd aan zowel de Rechtbank Amsterdam als de Rechtbank Dordrecht voor een vordering van EUR 3.300.000,=. Op 29 augustus 2007 is het beslagrekest ingediend bij de Rechtbank Amsterdam. Op 30 augustus 2007 is het beslagrekest ingediend bij de Rechtbank Dordrecht. Op enig moment na indiening van het beslagrekest bij de Rechtbank Amsterdam, heeft deze rechtbank nadere onderbouwing van de in het beslagrekest omschreven vordering gevraagd. Die onderbouwing is niet gegeven. Wel is opnieuw verlof gevraagd bij de Rechtbank Amsterdam, ditmaal voor een bedrag van EUR 300.000,= (op 31 augustus 2007). Dit verlof is verleend. De Rechtbank Dordrecht heeft beslagverlof verleend voor een bedrag van EUR 3.300.000,= (op 30 augustus 2007). De beslagrekesten zijn ingediend door een kantoorgenoot van verweerder, onder verantwoordelijkheid van verweerder.

3.4 In de eerste van de drie kort gedingen tussen klagers sub 1 en de cliënten van verweerder heeft verweerder geciteerd uit confraternele correspondentie. Klager sub 2 heeft verweerder hierop per e-mail gewezen en hem verzocht in de toekomst gedragsregel 12 te respecteren.

3.5 Ten behoeve van het tweede kort geding heeft verweerder op 18 september 2007 een brief van hemzelf en een brief van klager sub 2 overgelegd. Daarop aangesproken door klager sub 2, heeft verweerder de brief van de hand van klager sub 2 als productie ingetrokken en verzocht om toestemming van klager sub 2 om zijn eigen brief in het geding te mogen brengen. Klager sub 2 heeft deze toestemming gegeven.

3.6 Voorafgaand aan het derde kort geding zijn in de, ter verkrijging van een datum voor dat kort geding aan de voorzieningenrechter van de rechtbank toegezonden conceptdagvaarding uitlatingen gedaan over de schikkingsonderhandelingen. Deze weergave was niet volledig; het (volgens klager sub 2) belangrijkste discussiepunt tussen partijen was hierin niet genoemd.

3.7 In de definitieve aan klagers sub 1 betekende dagvaarding was de passage over de schikkingsonderhandelingen geschrapt. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter er blijk van gegeven kennis te hebben genomen van de inhoud van de conceptdagvaarding, hetgeen bleek uit de opmerking van de voorzieningenrechter dat de conceptdagvaarding afweek van de definitieve dagvaarding. Klager sub 2 had, ondanks verzoeken daartoe, de conceptdagvaarding niet voorafgaand aan het kort geding van verweerder ontvangen.

4 Beoordeling:

Ad klachtonderdeel a)

4.1 De raad heeft niet kunnen vaststellen of het beslagrekest dat op 30 augustus 2007 is ingediend bij de Rechtbank Dordrecht werd ingediend voor- of nadat de Rechtbank Amsterdam telefonisch contact had opgenomen met de kantoorgenoot van verweerder met de mededeling dat de Rechtbank Amsterdam het gevraagde verlof niet kon toewijzen zonder nadere onderbouwing van de daarin genoemde vordering. Als gevolg hiervan kan de raad de feitelijke grondslag van dit klachtonderdeel niet vaststellen en verklaart de raad dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Ten aanzien van dit klachtonderdeel, betrekking hebbend op het overleggen door verweerder van twee confraternele brieven op 18 september 2007 constateert de raad dat verweerder voorafgaand aan het overleggen daarvan niet heeft voldaan aan het bepaalde in gedragsregel 12. Verweerder heeft immers voorafgaand aan het overleggen geen overleg gevoerd met klager sub 2 en evenmin het advies van de deken ingewonnen. De raad constateert echter ook dat verweerder, direct nadat hij door klager sub 2 hierop was aangesproken, één van beide brieven als productie heeft ingetrokken en toestemming van klager sub 2 heeft gevraagd voor het overleggen van de tweede brief. Deze toestemming is door klager sub 2 gegeven. Op grond hiervan en met name gelet op het feit dat klager desgevraagd toestemming heeft gegeven voor het overleggen van een productie is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Ad klachtonderdeel c)

4.3 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel neemt de raad in aanmerking dat dit klachtonderdeel is ingediend tegen de achtergrond van de eerdere irritaties bij klagers over het openbaren van het verloop van schikkingsonderhandelingen en het overleggen van confraternele correspondentie. Verweerder moet tegen die achtergrond worden beschouwd als een gewaarschuwd mens.

4.4 De raad constateert voorts dat onder verantwoordelijkheid van verweerder, en ook overigens op naam van verweerder, een datum voor een kort geding is gevraagd op basis van een conceptdagvaarding waarin (wederom) het verloop van schikkingsonderhandelingen was vermeld. Gedragsregel 13 bepaalt dat omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen niets mag worden medegedeeld aan de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. De raad is van oordeel dat het toezenden aan de rechtbank ten behoeve van het vragen van een zittingsdatum moet worden aangemerkt als het doen van een mededeling aan "de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen", in de zin van gedragsregel 13. Vaststaat dat de voorzieningenrechter die over het kort geding oordeelde kennis heeft genomen van de inhoud van de conceptdagvaarding.

4.5 De raad is derhalve van oordeel dat verweerder in strijd met gedragsregel 13 heeft gehandeld. Hieraan doet niet af dat de definitieve dagvaarding zoals die aan klagers sub 1 is betekend, niet de gewraakte passages over de schikkingsonderhandelingen bevatte.

4.6 Evenmin doet hieraan af dat het niet verweerder zelf, maar zijn kantoorgenote (die onder zijn verantwoordelijkheid werkte) is geweest die de conceptdagvaarding heeft toegezonden aan de Rechtbank en dat verweerder deze conceptdagvaarding niet vooraf had gelezen. Als behandelend advocaat en derhalve verantwoordelijk advocaat komt dit voor zijn risico.

4.7 Dit klachtonderdeel zal derhalve gegrond worden verklaard.

Maatregel

4.8 Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder ter zitting blijk heeft gegeven onvoldoende inzicht in de gedragsregels te hebben. Gelet hierop en alsmede gelet op de aard van het geconstateerde verwijt ziet de raad aanleiding om een maatregel op te leggen. De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a en b ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel c gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. T.H.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. E.J. Ferman, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. A. de Groot en mr. L.D.H. Hamer, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009.

 

voorzitter                                                                      griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.