Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-12-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0881

Zaaknummer

R. 3259/09.91

Inhoudsindicatie

In het geding brengen van medische rapportage in civiele procedure. Stukken afkomstig uit strafdossier. Toelating medisch rapport in de strafzaak door Hof toegestaan. Verspreiding aan derden niet vast komen te staan. Onder voorwaarden willen instemmen met intrekken medisch rapport levert geen klachtwaardig handelen op. Klacht ongegrond.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 20 oktober 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 9 juni 2009.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 2 november 2009. Ter zitting is klager verschenen. Verweerster is met bericht vooraf niet verschenen maar heeft op voorhand haar pleitnotitie aan de Raad gezonden, die deze in kopie aan klager heeft verstrekt.

 

FEITEN

2.1 Klager is in 2002 slachtoffer geworden van een schietincident. In verband daarmee is de heer J. door het gerechtshof te ‘s-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren en voldoening van een voorschot op de door klager geleden schade van € 5.000,-.

2.2 Klager heeft J. in een civiele procedure betrokken ter verkrijging van vergoeding van door hem als gevolg van het schietincident geleden (psychische) schade. In die procedure wordt J. bijgestaan door verweerster.

 

KLACHT

3.1 Klager verwijt verweerster dat zij:

a. in de door hem geëntameerde civiele procedure zonder zijn toestemming een psychiatrisch rapport uit 1996 uit zijn medisch dossier heeft verspreid en heeft verstrekt aan de medisch adviseur met het verzoek om aan de hand daarvan een actueel medisch rapport over klager te schrijven;

b. zich schuldig maakt aan chantage en schending van de privacy van klager doordat zij heeft voorgesteld het onder a. bedoelde rapport uit 1996 in te trekken in ruil voor de toezegging van klager dat hij geen klacht zou indienen tegen de medisch adviseur bij het Medisch Tuchtcollege en bedoeld rapport zonder toestemming en/of medeweten van klager als lesmateriaal in handen heeft gesteld van een groep studenten van de universiteiten van Leiden en Maastricht.

c. zich schuldig maakt aan misleiding en bedrog door te verzwijgen dat J. bankiert met een geleende naam en een geleend rekeningnummer.

3.2 Klager stelt als gevolg van het handelen van verweerster schade te hebben geleden.

 

VERWEER

4.1  Verweerster heeft tot haar verweer -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat:

 

Algemeen

4.2 Het rapport uit 1996 ter betwisting van de schadeclaim van klager al op 13 december 2006 in het geding is gebracht ter onderbouwing van het ontbreken van causaal verband tussen de gestelde (psychische) schade en het schietincident. Klager heeft daarover al zijn beklag gedaan bij de voorzieningenrechter, het Medisch Tuchtcollege en de Amsterdamse Deken. Klager maakt het verweerster in haar hoedanigheid van advocaat moeilijk de belangen van haar cliënt te behartigen.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.3 Verweerster heeft gesteld dat bedoeld rapport zich bevond in het strafdossier van haar cliënt, J., en dit strafdossier is door klager zelf ten grondslag gelegd aan zijn vordering. Juist is dat het rapport voordat het in het geding is gebracht is voorgelegd aan de medisch adviseur.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.4 Verweerster heeft gesteld dat zij vanwege bedreigingen door klager aan het adres van onder andere de medisch adviseur heeft willen instemmen met het voorstel van de advocaat van klager om het advies van de medisch adviseur als productie in te trekken onder de voorwaarde dat klager zou afzien van verdere acties richting de medisch adviseur. Het rapport is enkel in de civiele procedure ingebracht ter betwisting van het causale verband en is niet aan derden verstrekt.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.5 Verweerster heeft gesteld dat zij niet bekend is met de bankzaken van haar cliënt en ook niet gehouden is verweerder daarover te informeren.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a is in het onderhavige geval noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerster de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het rapport dat zij in het geding heeft gebracht is afkomstig uit het strafdossier. Het gerechtshof te ‘s-Gravenhage heeft in de strafzaak, na kennisname van de bezwaren van klager en afweging van de wederzijdse belangen, besloten bedoeld rapport toe te laten als processtuk in de strafzaak. Klager is daarover vervolgens als getuige gehoord. De civiele rechter heeft in kort geding terecht overwogen dat gelet daarop voor hem terzake geen taak is weggelegd. Van het strafdossier - en dus ook van het rapport - mocht verweerster ter staving van het namens haar cliënt te voeren verweer dan ook gebruik maken, zonder voorafgaande toestemming van klager. Indien klager daartegen bezwaren had, had hij deze in de civiele procedure naar voren moeten kunnen brengen.

5.3 Verweerster heeft de belangen van haar cliënt behartigd, zoals ook haar taak was, zonder dat de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad. Klachtonderdeel a is derhalve ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4 Ten aanzien van dit klachtonderdeel geldt dat de gestelde verspreiding aan derden door verweerster is betwist en op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet is komen vast te staan. Dat verweerster onder voorwaarden heeft willen instemmen met een intrekking van het rapport levert geen klachtwaardig handelen op. Klachtonderdeel b is ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.5  De gestelde misleiding en bedrog worden evenmin door de stukken ondersteund en worden door verweerster betwist. Daar is door klager ter zitting vervolgens ook niet meer op ingegaan. Ook voor dit klachtonderdeel is dus onvoldoende feitelijke grondslag. Klachtonderdeel c is dan ook ongegrond.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

            -           verklaart de klacht ongegrond in al zijn onderdelen.

 

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. N.J. van der Giessen, mr. A.A.J. Maat, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, en mw. mr. M.M.C. van der Sanden, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2009.

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.