Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0684

Zaaknummer

08-299A

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerster gedragsregel 15 lid 2 te hebben overtreden door na een zitting van de adviescommissie bezwaarschriften een nadere schriftelijke reactie aan deze adviescommissie te zenden. De adviescommissie bezwaarschriften is geen rechterlijke instantie in de zin van gedragsregel 15. Klacht ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 11 mei 2009

in de zaak 08-299A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 21 oktober 2008 bij de raad binnengekomen klacht van

 

De heer mr.

k l a g e r

 

tegen:

 

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 20 oktober 2008, bij de raad binnengekomen op 21 oktober 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 maart 2009 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam d.d. 20 oktober 2008, met de daarbij behorende bijlagen 1 tot en met 15.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster zich, nadat de behandeling van een bezwaarschrift door de adviescommissie bezwaarschriften van het Stadsdeel Oud-Zuid te Amsterdam op 15 augustus 2008 was gesloten, alsnog bij brief van 15 augustus 2008 tot die commissie heeft gewend. Door aldus te handelen heeft verweerster, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Op 21 augustus 2006 heeft X B.V. een aanvraag voor een splitsingsvergunning ingediend voor een pand in Amsterdam. Op 21 februari 2007 heeft het bestuur van het Stadsdeel Oud-Zuid deze splitsingsvergunning verleend. Bij brief van 3 april 2007 heeft klager als advocaat namens zijn dochters bezwaar gemaakt tegen de verlening van deze splitsingsvergunning. Dit bezwaar is door het Stadsdeel Oud-Zuid bij besluit van 27 juli 2007 ongegrond verklaard. Bij brief van 11 september 2007 heeft klager als advocaat namens zijn dochters beroep ingesteld tegen dat besluit. Bij brief van 11 april 2008 heeft het Stadsdeel Oud-Zuid de tenaamstelling van de splitsingsvergunning gewijzigd van X  B.V. in Y B.V. Bij brief van 22 mei 2008 heeft klager als advocaat namens zijn dochters bezwaar gemaakt tegen deze overschrijving van de splitsingsvergunning. Bij brief van 17 juni 2008 heeft klager als advocaat namens zijn dochters de gronden van het bezwaar ingediend.

3.3 De bewaren van de dochters van klager zijn behandeld tijdens een openbare hoorzitting van de adviescommissie bezwaarschriften van 15 augustus 2008. Op deze zitting werd belanghebbende Y B.V. vertegenwoordigd door verweerster.

3.4 Nadat de hoorzitting door de voorzitter van de adviescommissie bezwaarschriften was gesloten, heeft verweerster namens Y B.V. bij brief van 15 augustus 2008 een nadere reactie aan de adviescommissie bezwaarschriften doen toekomen. Een afschrift van deze brief stuurde verweerster met gelijke post aan klager.

4. Standpunt van verweerster

4.1 Verweerster stelt zich op het standpunt dat gedragsregel 15 lid 2 niet van toepassing is op de onderhavige situatie. De adviescommissie bezwaarschriften adviseert het dagelijks bestuur van Stadsdeel Oud-Zuid omtrent het ingediende bezwaar. Het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Oud-Zuid, dat ex nunc toetst, neemt de uiteindelijke beslissing op het bezwaar. Daaruit volgt dat het partijen tot de datum van die beslissing vrij staat nadere stukken of gronden van bezwaar in te dienen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 De raad stelt vast dat klager zijn klacht uitsluitend grondt op de stelling dat de adviescommissie voor de bezwaarschriften van het Amsterdamse stadsdeel Oud-Zuid een rechterlijke instantie is in de zin van gedragsregel 15. Dat laatste is naar het oordeel van de raad echter niet het geval. De bedoelde commissie adviseert het dagelijks bestuur van genoemd Stadsdeel omtrent ingediende bezwaarschriften. Een uitspraak in de zin van gedragsregel 15 lid 2 doet deze commissie niet. Het is het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Oud-Zuid zèlf dat, na een volledige en ex nunc uitgevoerde heroverweging van het aangevochten besluit, de uiteindelijke beslissing op bezwaar neemt. Uit deze constellatie vloeit voort dat alle relevante feiten en omstandigheden, de daarin tot het moment dat dit besluit wordt genomen eventueel opgetreden wijzigingen daaronder begrepen, door het bestuursorgaan dienen te worden meegewogen. Klager heeft zich beroepen op een deel van de in de editie Tekst en Commentaar op de Algemene Wet Bestuursrecht gegeven toelichting, meer in het bijzonder ten aanzien van artikel 7:1 Algemene Wet Bestuursrecht. Die noopt evenwel niet tot een andere beoordeling. Dat in de genoemde editie in de toelichting op artikel 7:1 Algemene Wet Bestuursrecht wordt opgemerkt dat de bezwaarschriftenprocedure zowel bestuurlijke als rechterlijke elementen omvat, duidt blijkens de context van die passage immers op het feit dat de bezwaarschriftprocedure kan worden opgevat als een vorm van bestuurlijke heroverweging waarin rechtsbescherming een belangrijke plaats heeft. Ook uit deze karakterisering volgt echter niet dat de adviescommissie een rechterlijke instantie is, en/of dat zij een uitspraak doet in de zin van gedragsregel 15. De klacht is reeds daarom ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.J. van Bennekom, voorzitters, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, P.W.M. Huisman, H.C.M.J. Karskens en B. Roodveldt, leden, met bijstand van mr. B.M. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2009.

 

voorzitter        griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 mei 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC  Prinsenbeek.

b.  Bezorging

 De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.  Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.  Telefonische informatie: 076 548 4607.