Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0677

Zaaknummer

08-322DH

Inhoudsindicatie

De advocaat van een slachtoffer in een strafproces die zich als benadeelde partij voegt, heeft een grote mate van vrijheid de belangen van dat slachtoffer te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid kan slechts worden ingeperkt indien de belangen van klager in hoedanigheid van verdachte, onnodig of onredelijk -zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend- zijn geschonden.

Uitspraak

 BESLISSING d.d. 18 mei 2009

in de zaak 08-322DH

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 28 november 2008 binnengekomen klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1.  verloop van de procedure:

1.1. Bij brief van 25 november 2008, door de raad ontvangen op 28 november 2008, heeft de deken van de orde van advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht. De raad is bij beslissing van het Hof van Discipline van 6 november 2008 aangewezen om de klacht tegen verweerster te behandelen.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 11 maart 2009 in aanwezigheid van klager. Verweerster is met bericht van afwezigheid niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken en van de bij die brief gevoegde stukken.

2. de klacht:

2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:

a. verweerster bewust in de toelichting op de vordering van de benadeelde partij foutieve informatie aan de rechtbank heeft verstrekt;

b. verweerster pas daags voor een strafzitting aan klager heeft laten weten dat haar cli-ente zich als benadeelde in het strafproces zou voegen, ter zitting ook aanwezig zou zijn, het woord zou voeren en op die zitting een nieuw voor klager onbekend stuk heeft ingediend;

c. verweerster misbruik van haar positie heeft gemaakt door namens haar cliënte te dreigen met een vordering tot een straatverbod om klager dusdoende onder druk te zetten en te kwetsen.

2.2. Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm, vastge-legd in art. 46 Advocatenwet, overtreden.

3. feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is ver-klaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1. De cliënte van verweerster heeft tegen klager aangifte gedaan van seksueel geweld. In de daaropvolgende strafprocedure heeft verweersters cliënte zich als benadeelde partij ge-voegd met een schadevordering van € 10.203,--. Met ingang van 1 oktober 2007 heeft verweerster de behandeling van de zaak aan een kantoorgenote, mr. H., overgedragen, te-gen wie door klager ook een klacht is ingediend.

3.2. Bij brief van 2 februari 2007 heeft verweerster klager aangeschreven met ondermeer de mededeling dat verweerster van haar cliënte heeft begrepen dat klager haar cliënte heeft getracht te wurgen en verkrachten, dat klager haar lastigvalt en hinderlijk volgt. Verweer-ster sommeert klager verder in genoemde brief te stoppen met het verstoren van de rust en privacy van cliënte bij gebreke waarvan in rechte een straatverbod zal worden gevor-derd.

3.3. Bij faxbrief van 15 mei 2007 aan het parket Amsterdam heeft verweerster onder toezen-ding van het voegingsformulier laten weten dat haar cliënte zich als benadeelde in het strafproces zou voegen, ter zitting aanwezig zou zijn en het woord zou voeren. Verweer-ster heeft daarbij tevens het verzoek gedaan het voegingsformulier aan alle betrokken par-tijen door te zenden.

3.4. Op de strafzitting van 16 mei 2007 bij de rechtbank Amsterdam was verweerster niet-aanwezig doch heeft zij de zaak laten waarnemen door mr. H. Mr. H heeft de door ver-weerster zelf opgestelde schriftelijke toelichting op de vordering van cliënte als benadeel-de partij voorgelezen en deze ook als productie in het geding gebracht. In de schriftelijke toelichting is ondermeer vermeld dat de cliënte van verweerster zich onveilig voelde en om die reden naar Spanje was gevlucht. Verder maakt de schriftelijke toelichting melding van het feit dat wegens illegale onderverhuur de woningbouwvereniging als verhuurster de huurovereenkomst met de cliënte van verweerster als huurster had opgezegd. Tenslot-te maakt de toelichting ook melding van het feit dat klager bij de werkgever en de zuster van verweersters cliënte heeft aangegeven dat verweersters cliënte niet over de juiste ver-blijfspapieren zou beschikken.

 

4. beoordeling van de klacht

4.1 Klachtonderdeel a ziet in de kern genomen op het gebruik van informatie door verweer-ster verkregen van haar cliënte. Uitgangspunt is dat bij het betrekken van bepaalde feite-lijke stellingen in rechte een advocaat mag afgaan op plausibele informatie van de cliënte, ook al worden die stellingen feitelijk door tegenpartijen of derden inhoudelijk betwist. Dit is slechts anders indien de advocaat welbewust feiten poneert waarvan hij weet dat deze onwaar zijn.

4.2 Het mag zo zijn dat klager de stellingen uit de schriftelijke toelichting en weergegeven in punt 3.4. betwist, doch niet is komen vast te staan dat verweerster deze feiten niet mocht gebruiken. Zij is immers, zo is de raad afdoende gebleken, afgegaan op plausibele infor-matie van haar cliënte. Immers, niet is komen vast te staan dat zij welbewust onwaarhe-den heeft verkondigd. Het klachtonderdeel is ongegrond.

4.3 Nu onderdeel b is gericht tegen de advocaat van klagers slachtoffer heeft te gelden dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van het slachtoffer te beharti-gen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid kan slechts worden ingeperkt indien de belangen van klager onnodig of onredelijk -zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend- zijn geschonden. Van dat laatste is niet gebleken. Klager heeft zich immers ter zitting kunnen verweren en heeft zich ook verweerd. Daarbij speelt dat in het strafproces de mogelijkheid bestaat voor de benadeelde partij om zich voor het eerst ter zitting te voegen al dan niet met gebruikmaking van nieuwe stukken. Er bestaat derhalve voor de benadeelde partij niet de verplichting om zich eerder dan ter zitting te melden onder af-gifte van eventueel ter zitting te gebruiken stukken aan de overige betrokkenen. Dit zo zijnde kan niet worden aangenomen dat verweerster laakbaar heeft gehandeld. Onderdeel b is derhalve ongegrond.

4.4 Terzake van klachtonderdeel c is de raad niet gebleken dat verweerster met haar brief van 2 februari 2007 haar positie heeft misbruikt. Immers, verweerster mocht afgaan op de in-formatie van haar cliënte nu niet is komen vast te staan dat verweerster enige grond had om aan die informatie te twijfelen. Gezien de aard en inhoud van de informatie mocht verweerster deze ook gebruiken in de brief vernoemd en daar de eventuele consequentie van de vordering tot een straatverbod aan verbinden. Ook dit onderdeel is ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in al de onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. B.E. van der Molen, mr. M. Pannevis, mr. M.L.F.J. Schyns, mr. J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2009.

 

voorzitter         griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mo-gelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoon-nummer 076 -548 4607.

* * * * *