Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-10-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0106

Zaaknummer

09-151U

Inhoudsindicatie

Een advocaat hoeft alleen dan niet te onderzoeken of een cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand indien hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt daarvoor niet in aanmerking komt. In casu geen sprake is van de hiervoor bedoelde uitzonderingssituatie. Klacht + verzet gegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 27 oktober 2009

in de zaak 09-151 U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 10 juni 2009, bij de raad binnengekomen op 11 juni 2009, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 9 juli 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 juli 2009 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 15 juli 2009, door de raad ontvangen op 17 juli 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 31 augustus 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de

  stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 15 juli 2009.

 

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder geen althans onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard door te overwegen dat klager niet met verweerder maar – namens het toenmalige kantoor van verweerder – met een kantoorgenoot, onder wiens supervisie verweerder een deel van de zaken heeft behandeld, financiële afspraken heeft gemaakt en dat eventuele klachten tot dat kantoor dienen te worden gericht.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan -  gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard,¬ van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Begin 2004 heeft klager het toenmalige kantoor van verweerder verzocht hem te adviseren en bij te staan bij indiening van een klacht bij het EHRM. De zaak werd destijds behandeld door een kantoorgenoot van verweerder. In januari 2006 heeft klager zich opnieuw tot deze kantoorgenoot gewend met het verzoek om rechtshulp inzake een tweetal bestuursrechtelijke zaken en één huurrechtzaak. De kantoorgenoot heeft, met toestemming van klager, verweerder gevraagd om deze zaken in behandeling te nemen. Verweerder alsmede één of enkele van zijn toenmalige kantoorgenoten hebben klager hierin bijgestaan.

3.2  Toen deze zaken in januari 2006 op het toenmalige kantoor van verweerder werden ingenomen heeft de kantoorgenoot van verweerder een raming gemaakt van de te maken kosten. Klager heeft laten weten met deze raming in te stemmen, waarna verweerder klager op urenbasis heeft bijgestaan. Over gefinancierde rechtsbijstand is in die periode niet gesproken.

4 Beoordeling van het verzet/de klacht

4.1 Het verzet en de klacht, die daaraan ten grondslag ligt, lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2 Hoewel vaststaat dat de financiële afspraken met klager zijn gemaakt door de voormalig kantoorgenoot van verweerder, stelt de raad voorop dat de behandelend advocaat een eigen individuele verantwoordelijkheid heeft om te onderzoeken of zijn cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Anders dan de plaatsvervangend voorzitter is de raad van oordeel dat klachten over financiële afspraken tot de behandelend advocaat dienen te worden gericht en niet tot het kantoor van de behandelend advocaat.

4.3 Een advocaat hoeft alleen dan niet te onderzoeken of een cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand indien hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt daarvoor niet in aanmerking komt (gedragsregel 24 lid 1). Verweerder heeft ter zitting toegegeven dat hij geen onderzoek heeft gedaan naar de financiële situatie van klager, omdat verweerder er naar zijn zeggen vanuit ging dat klager teveel vermogen had. Op basis van de zich bij het dossier bevindende stukken kan de raad niet anders concluderen dan dat in casu geen sprake is van de hiervoor bedoelde uitzonderingssituatie. De klacht is derhalve gegrond.

5 Maatregel

De raad ziet geen aanleiding een maatregel op te leggen. Daartoe acht de raad van belang dat verweerder nog niet lang de praktijk uitoefende toen de gewraakte nalatigheid plaatsvond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart de klacht gegrond.

Aldus gewezen door mr.Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, J.M. van de Laar,

B.C. Romijn en D.J.S. Voorhoeve, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2009.

 

voorzitter       griffier

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 oktober 2009 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.